De aandacht voor ethiek en integriteit in de publieke sector neemt sterk toe. Overheidsjuristen, docenten en studenten bestuursrecht kunnen dit onderwerp verder brengen. Dat betekent: rechtsstatelijkheid, burger en samenleving centraal, responsiviteit en maatwerk. Maar ook: voorkomen van uitsluiting, corruptie en belangenverstrengeling. Niet alleen als dat moet, maar als dat nodig is. Het boek Ethiek en integriteitszorg geeft daarvoor een interdisciplinaire benadering. Lees hier alvast een voorproefje.
De aandacht voor ethiek en integriteit in de publieke sector neemt sterk toe. Overheidsjuristen, docenten en studenten bestuursrecht kunnen dit onderwerp verder brengen. Dat betekent: rechtsstatelijkheid, burger en samenleving centraal, responsiviteit en maatwerk. Maar ook: voorkomen van uitsluiting, corruptie en belangenverstrengeling. Niet alleen als dat moet, maar als dat nodig is. Het boek Ethiek en integriteitszorg geeft daarvoor een interdisciplinaire benadering. Lees hier alvast een voorproefje.
Voor de meeste overheidsjuristen is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de belangrijkste wet waarmee zij werken. De wet bevat diverse hoofdstukken die gaan over hoe de overheid met haar burgers – in de termen van de Awb: bestuursorganen en belanghebbenden – moet omgaan. Via de ‘schakelbepalingen’ in artikel 3:1 van de Awb en 3:15 BW zijn veel van de in deze wetten opgenomen regels en beginselen van behoorlijk bestuur ook van toepassing op feitelijk handelen en civielrechtelijk handelen (1) (2).
In bestuursrechtelijke literatuur, maar vooral in de bestuursrechtpraktijk en -rechtspraak, ligt de nadruk op de plichten in de Awb als juridische regels. De vraag is dan in extremis: ‘waar komen we mee weg bij de rechter?’, in plaats van: ‘wat zegt de Awb naar letter en geest?’ Zeker in de afgelopen jaren is gebleken dat de overheid een behoorlijk voordeel heeft bij de rechter. Steeds meer gebreken worden gepasseerd, marginale toetsing wordt zeer ruim geïnterpreteerd en er vindt bijna geen ambtshalve beoordeling plaats. Ook werkt et bewijsrecht vaker in het voordeel van de overheid dan van de burger. Burgers worden daarentegen strikt aan alle regels en termijnen gehouden, en zijn direct ‘niet ontvankelijk’ bij overtreding ervan.
Dat heeft zijn repercussies gehad op de juridische kwaliteit en de houding bij de overheid zelf: waarom zou je je aan allerlei plichten en beginselen moeten houden als toch niemand ernaar kijkt? Dat leidt tot gemakzucht en minder aandacht voor kwaliteitszorg. Juristen zijn de afgelopen decennia, zo blijkt uit onderzoek, weer vaker de ouderwetse ‘brandweer’, die pas wordt ingeroepen als er een probleem is ontstaan, in plaats van de brandpreventie die in juridische kwaliteitszorg centraal staat. Zij hebben of ervaren in die visie vooral de opdracht: ‘zorg dat we niet nat gaan bij de rechter’. Enkele andere ontwikkelingen, zoals inhuur van veel interim-juristen en advocatenkantoren als procesgemachtigden voor de overheid, hebben geleid tot een toernooimodel: de overheid moet winnen. De burger is geen wederpartij meer, maar tegenpartij of zelfs tegenstander.
Dit beeld begint mogelijk langzaam te kantelen. In een conclusie aan de Raad van State uit medio 2021 blijkt dat volgens de advocaten-generaal meer wordt gekeken naar evenredigheid (ECLI:NL:RVS:2021:1468) (3). Zo toetst de bestuursrechter niet langer ambtshalve of een bezwaarschrift tijdig was ingediend (ECLI:NL:CRVB:2021:1500) (4). De rechtbanken hebben kritisch gekeken naar hun eigen handelen in de toeslagenaffaire. Rechtspraak zal hierdoor een externe impuls kunnen worden voor de overheid om zich op haar eigen positie te beraden. En daarvoor biedt de Awb – ook zonder wijzigingen – een goede aanzet.
Je kunt de Awb lezen als een set vervelende geboden en verboden, maar ook als handige leidraad voor overheidsmedewerkers. Er staan veel procedurele en inhoudelijke regels in die rechtstreeks verwijzen naar rechtsstatelijke waarden en beginselen. Zo kun je artikel 1:2, tweede lid, van de Awb lezen als een ontvankelijkheidsregel, maar ook als codificatie van het beginsel van de dienende overheid: de overheid mag in bestuursrechtprocedures niet haar eigen organisatiebelang of politieke belang dienen, maar moet het haar toevertrouwde algemene of bijzondere belang behartigen (5). Diverse bepalingen in Titel 3.1 Awb zijn de neerslag van beginselen van behoorlijk bestuur: het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod op détournement de pouvoir, het specialiteitsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, etc. (1). Deze kun je lezen op een minimale manier, maar ook als aspiratienorm.
Bekijk Ethiek en integriteitszorg in onze Bookshop.
1) Art. 3:1 Awb
2) Art. 3:15 BW
3) Raad van State 07-07-2021, ECLI:NL:RVS:2021:1468.
4) Centrale Raad van Beroep 09-07-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500.
5) Art. 1:2 Awb