De berichtgeving over asbest in kranten en op televisie is het laatste jaar, sinds de problemen in de wijk Kanaleneiland in Utrecht, enorm toegenomen. Ineens lopen er overal onderzoeken en zijn alle gebouwen van voor 1994 ‘verdacht’. Scholen, ziekenhuizen, kantoren, woningen. Gek genoeg wordt er bijna niet geschreven over asbest in de industrie, terwijl ook daar op grote schaal asbest is toegepast. Speciaal over dit onderwerp werd op 25 juni jl. de conferentie ‘Asbest in de industrie’ georganiseerd door het International Institute for Research (IIR) uit Amsterdam.
De berichtgeving over asbest in kranten en op televisie is het laatste jaar, sinds de problemen in de wijk Kanaleneiland in Utrecht, enorm toegenomen. Ineens lopen er overal onderzoeken en zijn alle gebouwen van voor 1994 verdacht. Scholen, ziekenhuizen, kantoren, woningen. Gek genoeg wordt er bijna niet geschreven over asbest in de industrie, terwijl ook daar op grote schaal asbest is toegepast.
Speciaal over dit onderwerp werd op 25 juni jl. de conferentie Asbest in de industrie georganiseerd door het International Institute for Research (IIR) uit Amsterdam.
Vanaf de Tweede Wereldoorlog is asbest in ruime mate toegepast in de industrie. Als pakkingen in en isolatie van leidingen, in procesinstallaties en stoomketels, als isolatiemateriaal in treinen en schepen, maar ook is het toegepast in de petrochemische industrie, de ijzer- en staalindustrie en in elektriciteitscentrales. En toch wordt er weinig over gesproken en zijn allerlei regels voor de sanering van asbesthoudend materiaal niet goed toepasbaar in de industrie.
Regels zijn er genoeg, maar hoe ga je daarmee om wanneer de sanering van asbest een industriële installatie betreft? Kan er in samenspraak met de betrokken partijen gekozen worden voor een aangepaste vorm? Mag men saneren in de geest van de wet, of moet dit via de norm die daarvoor is opgesteld. En is die wet überhaupt wel zo gemaakt, dat de industrie daar ook iets mee kan?
Nieuwe wet- en regelgeving wordt over het algemeen niet gecommuniceerd met de industrie. De bedenkers hiervan hebben vaak ook geen enkele connectie met de industrie en zijn daardoor onbekend met de problemen waar men tegenaan kan lopen. Wanneer een sanering gepaard moet gaan met een productiestop, loopt de schade al snel in de miljoenen euros. Daar zit niemand op te wachten en vaak is zon downtime ook helemaal niet nodig. Wanneer in de geest van de wet wordt gesaneerd, en alle partijen het belang zien van een goede samenwerking, kan asbest ook veilig worden verwijderd.
De norm SC-547 is recent vernieuwd, opnieuw zonder de industrie daarin te kennen. Deze norm kan gebruikt worden wanneer men wil werken met nieuwe technieken, die afwijken van de bestaande regelgeving. De verwachting is dat deze norm ingaat op 1 januari 2014, tegelijk met de aanscherping van de grenswaarden voor blootstelling aan asbest.
Deze norm kan goed worden gebruikt bij saneringen in de industrie, waar de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) regelmatig samenwerkt met opdrachtgevers, om samen te kijken naar de beste manier om asbesthoudend materiaal te verwijderen.
Industriële installaties worden door de wetgever geclassificeerd als object. Onder het woordje object vallen alle constructies, installaties, apparaten of transportmiddelen, die geen bouwwerk zijn en geen deel uitmaken van een bouwwerk, d.w.z. niet aard- en nagelvast verbonden zijn met het betreffende bouwwerk.
Personenautos, vrachtwagens, treinstellen, trams, vaartuigen, onderdelen van vaartuigen, liftinstallaties, industriële installaties en cv-ketels zijn dus objecten. Deze objecten vallen niet onder de Wabo, maar wel onder het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en de Arbo-regelgeving. Hierbij is de gemeente of de provincie geen bevoegd gezag, maar het Ministerie van IenM. Het voornemen om asbest te verwijderen uit objecten dient men dan ook te melden bij de Inspectie SZW, de Certificerende Instelling en het Meldpunt ILT. Deze laatste is tevens verantwoordelijk voor het toezicht op de verwijdering van asbest uit deze objecten.
Nieuwe methoden
De laatste tijd zijn er prachtige innovatieve methoden ontwikkeld om asbest te verwijderen en te recycleren. Zo is bij Dow Benelux in Terneuzen een asbesthoudende coating verwijderd door de complete ruimte als containment in te richten. Er werd hier gebruik gemaakt van sponsstralen, ontwikkeld door Bilfinger en Dow. De voordelen van dit systeem zijn groot: 50% minder downtime; het behandelde oppervlak is direct gereed voor een vervolgbehandeling; er wordt gewerkt in een betere werkomgeving doordat men korter wordt blootgesteld aan vezels; er is een lagere vezelbelasting voor de omgeving; geen koude werkomgeving, vocht of CO2; lager geluidsniveau; betere werkhouding en lagere steigerbelasting. Op dit moment is men in een afrondende fase om dit systeem geaccrediteerd te krijgen.
Een andere toepassing voor recycling van asbesthoudend materiaal is verbranding bij hoge temperaturen. Nedstaal in Alblasserdam heeft een en ander ontwikkeld in nauw overleg en in samenwerking met TNO en Search en het bevoegde gezag. Hierbij wordt licht-asbesthoudend materiaal gesmolten, zodat er na verbranding geen schadelijke reststoffen meer aanwezig zijn. Er is een vergunning aangevraagd door Nedstaal voor een proefperiode van een jaar, maar deze vergunning is nog niet verstrekt. De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid gaat hier voor 1 oktober 2013 over beslissen.
Daarnaast wordt er op dit moment gewerkt aan diverse nieuwe methoden voor het saneren van asbesthoudend materiaal. Hiervan zijn nog geen bijzonderheden bekend.
Hoe verder?
De industrie valt onder de landelijke wet- en regelgeving wanneer het gaat om de sanering van asbesthoudend materiaal, maar diezelfde wet- en regelgeving is niet echt toegespitst op de industrie. Veel regelingen hebben betrekking op gebouwen, woningen, burgers. De industrie is een complex buitenbeentje in het geheel. Toepassingen in gebouwen zijn over het algemeen nog op een redelijke manier te verwijderen, in de industrie ligt dit een stuk moeilijker. Niet alleen door de locatie waar het asbesthoudende materiaal is toegepast, maar ook door de omvang ervan. Qua grootte is een industriële toepassing niet te vergelijken met een gebouw.
Het lijkt logisch dat er gewerkt gaat worden aan aangepaste wet- en regelgeving voor de industrie, waardoor meer duidelijkheid komt hoe men deze objecten moet benaderen. En daarbij moet zeker rekening worden gehouden met specifieke situaties die vragen om een maatwerk oplossing, want iedere toepassing is weer anders.
Zolang er alleen gekeken wordt naar regels en men niet werkt vanuit de geest van de wet, waarbij samenwerking tussen alle partijen van groot belang is, blijft het verwijderen van asbesthoudend materiaal in de industrie een lastig punt.
Ingeborg Kriegsman
, asbestcommunicatie
Links voor dit artikel:
www.is-bni.bilfinger.com
http://www.nedstaal.nl/wp-content/uploads/2011/03/Nieuwe-schrootsoorten4.pdf
http://www.iir.nl/industry/event/asbest-in-de-industrie/