Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBZWB:2025:736

Verzet. Incident n-o afgewezen. Eiser in het verzet heeft geen daad van bekendheid gepleegd met het versturen van e-mail.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 February 2025

Jurisprudentie – Uitspraken

ECLI:NL:RBZWB:2025:736 text/xml public 2025-02-21T08:54:37 2025-02-12 Raad voor de Rechtspraak nl Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2025-02-12 C/02/429687 / HA ZA 24-698 (T) Uitspraak Bodemzaak Verzet NL Breda Civiel recht; Burgerlijk procesrecht Rechtspraak.nl http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:736 text/html public 2025-02-21T08:54:18 2025-02-21 Raad voor de Rechtspraak nl ECLI:NL:RBZWB:2025:736 Rechtbank Zeeland-West-Brabant , 12-02-2025 / C/02/429687 / HA ZA 24-698 (T)
Verzet. Incident n-o afgewezen. Eiser in het verzet heeft geen daad van bekendheid gepleegd met het versturen van e-mail.

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster II Handelszaken

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/429687 / HA ZA 24-698

Vonnis in incident van 12 februari 2025

in de zaak van

de vennootschap onder firma

[V.O.F.] ,

gevestigd te [plaats] ,

eiseres in het verzet, verweerster in het incident,

hierna: [V.O.F.] ,

advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen ,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EV TILBURG B.V. H.O.D.N. CONNEXIE,

gevestigd te Tilburg,

gedaagde in het verzet, eiseres in het incident,

hierna: Ev,

advocaat mr. S.A.J. van Riel te Oisterwijk.
1De procedure 1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:

de verzetdagvaarding van 12 november 2024 met één productie;

de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid in het verzet met producties 1 tot en

met 20;

- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2De vordering en het verweer in incident 2.1.
Ev vordert [V.O.F.] niet ontvankelijk in het verzet te verklaren, met veroordeling van [V.O.F.] in de proces- en nakosten van het verzet. Op 7 oktober 2024 ontving de gerechtsdeurwaarder die het verstekvonnis ten uitvoer heeft gelegd, een e-mail waarin verwezen wordt naar de ‘case van Connexie’ en waarin aangegeven wordt dat [V.O.F.] van oordeel is, niets meer verschuldigd te zijn aan Connexie. Met deze e-mail, ondertekend door de heer [naam] , vennoot van [V.O.F.] , heeft [V.O.F.] een daad van bekendheid gepleegd, waarmee de verzettermijn is aangevangen. De verzetdagvaarding is buiten de termijn van vier weken na 7 oktober 2024 betekend, zodat [V.O.F.] te laat is in het verzet.
2.2.
[V.O.F.] concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van Ev in de kosten van het incident. [V.O.F.] stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat de hiervoor genoemde e-mail niet kan worden aangemerkt als daad van bekendheid, nu daaruit niet kan worden afgeleid dat [V.O.F.] bekend was met het verstekvonnis, noch met de executie daarvan. Eerst op 20 oktober 2024 raakte [V.O.F.] door middel van een brief van de deurwaarder bekend met het feit dat er een verstekvonnis was gewezen.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3De beoordeling in het incident 3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, en overweegt daartoe het volgende.
3.2.
Het recht van verzet is gekoppeld aan drie naast elkaar geldende termijnen. Ten eerste geldt de termijn van vier weken nadat het verstekvonnis in persoon in gedaagde is betekend. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, nu de deurwaarder het vonnis conform artikel 47 Rv heeft betekend.
3.3.
Ten tweede geldt de termijn van vier weken na een door gedaagde in persoon gepleegde daad van bekendheid. Met [V.O.F.] is de rechtbank eens, dat uit de e-mail van

7 oktober 2024 waarvan de inhoud volgt uit een verklaring van de executerende deurwaarder, niet ondubbelzinnig volgt dat de vennoot bekend is met het verstekvonnis of de executie ervan.
3.4.
Ten derde geldt de termijn van 4 weken na tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. Artikel 144 Rv geeft voor enkele vormen van executie aan wanneer het verstekvonnis geacht mag worden ten uitvoer te zijn gelegd. De situatie als bedoeld in lid 2 heeft zich echter niet voorgedaan.
3.5.
Gelet op de stellingen van [V.O.F.] , dat zij met de brief van 20 oktober 2024 bekend is geraakt met het bestaan van een verstekvonnis, is [V.O.F.] met het uitbrengen van de verzetdagvaarding op 12 november 2024 tijdig in verzet gekomen. Dit betekent dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
3.6.
Ev is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Transdeal worden begroot op:

- salaris advocaat € 614,00 (1 punt × tarief II)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 792,00
4De beslissing
De rechtbank

in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt Ev in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de curator q.q. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de curator q.q. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 februari 2025 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.

Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.

Artikel delen