Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/389832 FA RK 21-4387
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Beschikking van de rechtbank over wijziging gezag en ontzegging omgang
in de zaak van
[vrouw] ,
wonende te [X] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely te [X] ,
tegen
[man] ,
wonende te [XX] ,
hierna te noemen: de man.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.
1.1De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 20 september 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de man van 28 september 2021.
1.2Op 21 januari 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de verzoeken, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, waarbij de vrouw is bijgestaan door haar advocaat, en een tweetal vertegenwoordigers namens de Raad.
Op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid heeft
mr. Hamburger, als rechter deel uitmakend van de meervoudige kamer van de rechtbank, deelgenomen aan de mondelinge behandeling via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding (via MS Teams).
1.4Voorafgaand aan de mondelinge behandeling, op 18 januari 2022, heeft de hierna te noemen minderjarige [roepnaam minderjarige] tijdens een gesprek met de rechter haar mening over de verzoeken kenbaar gemaakt.
2.1Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 2 april 2019 (in de zaak met het zaaknummer: C/05/351562 FZ RK 19-889), is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking tijdig is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk van partijen is het thans nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [roepnaam minderjarige] .
2.3Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] .
2.4 [roepnaam minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.5Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking van 2 april 2019 is onder meer bepaald dat de inhoud van het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. In dat door beide partijen ondertekende ouderschapsplan zijn partijen onder andere overeengekomen:
partijen achten het in het belang van [roepnaam minderjarige] dat zij na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over haar blijven uitoefenen (artikel 1.1 van het ouderschapsplan);
een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (artikel 1.3 van het ouderschapsplan), op basis waarvan [roepnaam minderjarige] , kortgezegd, in de oneven weekenden van vrijdag 18:00 uur en tot zondag 18:00 uur bij de man verblijft. Daarnaast hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de vakanties en feestdagen.
3.1De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de voornoemde echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Gelderland, voor zover aan het oordeel van de rechtbank onderworpen, in te trekken of te wijzigen en in zoverre (opnieuw) rechtdoende:
I. het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en daarbij te bepalen dat de vrouw alleen met het gezag wordt belast over [roepnaam minderjarige] , althans inzake het gezag een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van [roepnaam minderjarige] wenselijk voorkomt;
II. [roepnaam minderjarige] het recht op omgang met de man te ontzeggen (naar de rechtbank begrijpt: de man het recht op het hebben van omgang met [roepnaam minderjarige] te ontzeggen), dan wel inzake de uitoefening van het omgangsrecht een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank in het belang van [roepnaam minderjarige] voorkomt.
3.2De man stemt in met de verzoeken van de vrouw.
3.3Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.
Namens en door de vrouw is ter onderbouwing van de verzoeken, samengevat, aangevoerd dat zij haar verzoeken handhaaft, omdat de man daarmee instemt en zij snel wil kunnen handelen als de veiligheid van [roepnaam minderjarige] in het gedrang komt. De vrouw heeft zorgen over de veiligheid van [roepnaam minderjarige] bij de man. Daarnaast is er tussen partijen sprake van een moeizame onderlinge communicatie en zij hebben verschillende visies, normen en waarden over met name drank- en drugsgebruik en seksualiteit. Zo houdt de man, ook in de weekenden dat [roepnaam minderjarige] bij hem verblijft, seksueel getinte feesten waarbij veel drank en drugs wordt gebruikt. De man heeft de jongmeerderjarige dochter van de vrouw gestimuleerd om deze middelen ook te gebruiken. Vanwege zorgen over de (opvoed)situatie bij de man, zijn de kinderen van de nieuwe partner van man in het verleden uit huis geplaatst geweest. Daarnaast maakt de vrouw zich zorgen over de beschikbaarheid van de man. De man heeft volgens de vrouw weliswaar geen (gezags)zaken over [roepnaam minderjarige] gefrustreerd, maar hij toont ook geen enkele betrokkenheid. Feitelijk heeft de vrouw de (gezags)zaken over [roepnaam minderjarige] altijd zelfstandig geregeld. Als de vrouw de toestemming van de man nodig heeft, dan neemt zij contact met hem op en dan tekent hij.
Vanwege zorgen over de veiligheid van [roepnaam minderjarige] bij de man en omdat de man geen inzicht geeft in zijn persoonlijke situatie, is de zorgregeling tussen de man en [roepnaam minderjarige] in januari 2020 op advies van team WijZ van de gemeente [X] enige tijd opgeschort geweest. Het contact tussen de man en [roepnaam minderjarige] is vervolgens met een wisselende frequentie verlopen. In juli 2021 hebben partijen onder begeleiding van team WijZ aanvullende afspraken gemaakt, op basis waarvan de man en [roepnaam minderjarige] contact met elkaar hebben op een vaste dag in de week, gedurende een uur en in de woning van de vrouw. Volgens de vrouw heeft de man die afspraak een dag later echter eenzijdig gewijzigd tot een half uur per week. Sinds medio oktober 2021 heeft er geen contact meer plaatsgevonden tussen de man en [roepnaam minderjarige] . Volgens de vrouw moet zij [roepnaam minderjarige] momenteel stimuleren om contact te hebben met de man, bijvoorbeeld om een berichtje te sturen op zijn verjaardag.
Gelet op het voorgaande voorziet de vrouw dat [roepnaam minderjarige] klem en verloren zal raken als het gezamenlijk gezag tussen partijen over [roepnaam minderjarige] blijft gehandhaafd. De vrouw staat wel open voor contact(herstel) tussen de man en [roepnaam minderjarige] , mits de veiligheid van [roepnaam minderjarige] daarbij is gewaarborgd. De vrouw kan er daarom mee instemmen dat de man en [roepnaam minderjarige] contact met elkaar hebben via de app en, bijvoorbeeld, gedurende een uur per week bij de vrouw thuis. Subsidiair kan de vrouw instemmen met het gelasten van een raadsonderzoek en het benoemen van een bijzondere curator. Wel moet voorkomen worden dat [roepnaam minderjarige] daardoor wordt belast.
4.2De man heeft aangegeven dat hij instemt met de verzoeken. Hij is er naar eigen zeggen helemaal klaar mee en wil geen strijd meer voeren met de vrouw. De man stelt dat [roepnaam minderjarige] en zijn andere kinderen nooit bij seksfeesten betrokken zijn geweest en hij betwist nadrukkelijk dat hij een slechte invloed is voor zijn kinderen. Wel heeft hij hen soms te weinig aandacht gegeven. De man heeft drugs in huis liggen maar dit is alleen voor eigen gebruik. Dit is ook hem gebruikelijk in de swingerswereld. De man stelt dat hij enige tijd geleden een overdosis drugs heeft ingenomen. Hij zat er toen helemaal doorheen. In die periode is hulpverlening op vrijwillige basis betrokken geraakt bij het gezin. Inmiddels heeft hij zijn leven echter weer op de rit. Op dit moment is zorgaanbieder Pro6 betrokken. Behalve dat de man aan [roepnaam minderjarige] heeft gevraagd waarom zij hem haat en zij geen contact met hem wil hebben, heeft hij [roepnaam minderjarige] niet belast met moeilijke vragen. De man wil geen contact met [roepnaam minderjarige] hebben bij de vrouw thuis. Dat vindt hij ongemakkelijk. Begeleid contact vindt hij ook niet nodig. De man staat wel open voor onbegeleid contact met [roepnaam minderjarige] in zijn eigen huis, bijvoorbeeld eenmaal per veertien dagen gedurende een uur. De man staat ook open voor hulpverlening en hij kan instemmen met het benoemen van een bijzondere curator. Ook kan zorgaanbieder Pro6 mogelijk wat betekenen bij het onderzoek naar de (on)mogelijkheden voor (contact)herstel tussen de man en [roepnaam minderjarige] , aangezien Pro6 al enige tijd betrokken is in het huidige gezin van de man.
4.3Namens de Raad is aangegeven dat toewijzing van de verzoeken op dit moment niet in het belang van [roepnaam minderjarige] kan worden geacht, ook al stemt de man daarmee in. De Raad betwijfelt of wijziging van het gezag de aanwezige zorgen zal wegnemen. Aan de andere kant is het ook niet wenselijk als de man moet worden geforceerd om mede het gezag over [roepnaam minderjarige] uit te oefenen. De zorgen richten zich, aldus de Raad, met name op het ontbreken van het contact tussen de man en [roepnaam minderjarige] . [roepnaam minderjarige] lijkt wel contact met de man te willen, maar voor de Raad is het onduidelijk op welke wijze en onder welke voorwaarden die contacten voor haar goed en prettig kunnen verlopen en wat tevens acceptabel is voor de man. De Raad ziet als mogelijkheid om de contacten tussen de man en [roepnaam minderjarige] te herstellen via de app en dat er eenmaal per twee weken fysiek contact tussen hen zal plaatsvinden op een neutrale plek. De Raad is bereid om een onderzoek te verrichten naar het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen over [roepnaam minderjarige] . Daarnaast staat de Raad positief tegenover het benoemen van een bijzondere curator met een gedragswetenschappelijke achtergrond, zodat er op korte termijn afspraken gemaakt kunnen worden over een voorlopige zorgregeling tussen de man en [roepnaam minderjarige] . De bijzondere curator zou Pro6 daarbij kunnen betrekken. Het onderzoek van de bijzondere curator kan vervolgens worden betrokken bij het raadsonderzoek dat om die reden eventueel in verkorte vorm kan plaatsvinden.
4.4 [roepnaam minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij de contacten met de man prettig vond toen deze nog bij de vrouw thuis plaatsvonden. Op een gegeven moment stelde de man volgens [roepnaam minderjarige] echter vervelende vragen, bijvoorbeeld of zij hem mist. Ook vond zij het niet leuk dat de man opeens niet meer langskwam. Nu zij geen contact meer heeft met de man, hoeft [roepnaam minderjarige] ook geen contact meer met hem te hebben. [roepnaam minderjarige] wil misschien wel contact met de man hebben via de app.
Wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag
4.5Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n, lid 1, BW is artikel 1:251a, lid 1, BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.6Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank dat de man weliswaar instemt met de verzoeken, maar dat dit voornamelijk lijkt voort te komen uit zijn wens om rust te krijgen en niet langer te moeten strijden. Het is de rechtbank vooralsnog echter niet gebleken dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide partijen [roepnaam minderjarige] op dit moment klem of verloren zou raken tussen partijen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [roepnaam minderjarige] noodzakelijk is. Hoewel de onderlinge communicatie tussen partijen moeizaam verloopt en zij verschillende visies, normen en waarden over met name drank- en drugsgebruik en seksualiteit hebben, is immers niet gebleken dat de man (gezags)zaken frustreert of dat de vrouw anderszins in de uitoefening van het gezag over [roepnaam minderjarige] wordt belemmerd. De man is bereikbaar voor de vrouw en hij verleent zijn toestemming en/of medewerking voor (gezags)zaken over [roepnaam minderjarige] als de vrouw hem daarom verzoekt. Met het oog op het uitgangspunt van de wetgever dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun kind(eren) tenzij zich één of meerdere hierboven genoemde contra-indicaties voordoen, acht de rechtbank de namens en door de vrouw aangevoerde gronden op dit moment onvoldoende voor wijziging van het gezag.
4.7De rechtbank acht zich op basis van de in deze procedure beschikbare informatie echter onvoldoende geïnformeerd om te kunnen beoordelen of redelijkerwijs te verwachten is dat zich in de toekomst één of meerdere contra-indicaties voor gezamenlijk gezag kunnen voordoen. De rechtbank overweegt in dat verband dat de vrouw zorgen heeft geuit over de (opvoed)situatie van de man, welke deels door hem zijn erkend. Ook is er hulpverlening betrokken (geweest) bij de man waarover nog veel onduidelijkheid bestaat.
Ontzegging van het recht op het hebben van omgang
4.8Ingevolge artikel 1:253a, lid 1, BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
- een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, lid 3, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
De rechtbank ontzegt het recht op omgang ingevolge artikel 1:377a, lid 3, BW slechts indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of;
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of;
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of;
indien de omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.9De rechtbank overweegt dat het in beginsel in het belang van een kind is dat het contact heeft met zijn of haar beide ouders. Het ontzeggen van het recht van een ouder op het hebben van contact met zijn of haar kind is zeer ingrijpend en kan bovendien schadelijk zijn voor het kind. Nu [roepnaam minderjarige] wisselend verklaart over haar wensen met betrekking tot contact(herstel) met de man, waarbij zij op enig moment ook heeft aangegeven dat zij geen contact wil hebben met de man, vindt de rechtbank dat eerst gekeken moeten worden of het contact kan worden hersteld en hoe dit contactherstel op een wijze kan geschieden waar [roepnaam minderjarige] zich fijn en veilig voelt en wat tevens acceptabel is voor de man. Gelet daarop vindt de rechtbank dat op dit moment nog niet kan worden geoordeeld of er sprake is van één of meerdere hierboven genoemde gronden voor het ontzeggen van het recht van de man op het hebben van contact met [roepnaam minderjarige] .
Raadsonderzoek
4.10Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de Raad onderzoek zal verrichten over de situatie van [roepnaam minderjarige] en beide ouders, de noodzaak van wijziging van het gezamenlijk gezag en de (on)mogelijkheden van een contactregeling tussen de man en [roepnaam minderjarige] , en de rechtbank hierover zal adviseren. De Raad wordt daarom verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat [roepnaam minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van [roepnaam minderjarige] te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
Zijn er contra-indicaties voor contact tussen de man en [roepnaam minderjarige] die ontzegging van het recht van de man op het hebben van contact met [roepnaam minderjarige] rechtvaardigen en zo ja, welke?
In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
In hoeverre komt een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over [roepnaam minderjarige] tegemoet aan de belangen van [roepnaam minderjarige] ?
Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie dan vorm gegeven te worden?
Bijzondere curator
4.11Artikel 1:250 BW bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige terzake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
4.12Gebleken is dat zich in deze procedure met betrekking tot [roepnaam minderjarige] een belangenstrijd in de zin van voormeld artikel voordoet, welke strijd zich toespitst op het gezamenlijk gezag van partijen betreffende [roepnaam minderjarige] en het (ontzeggen van het recht van de man op het hebben van) contact tussen de man en [roepnaam minderjarige] . Partijen blijken niet in staat om in onderling overleg een overeenstemming daarover te bereiken, daarbij rekening houdend met de geuite wensen van [roepnaam minderjarige] , zodat er sprake is van een strijd tussen het belang van (één van) partijen en het belang van [roepnaam minderjarige] . Nu de Raad, zoals hiervoor overwogen, een onderzoek naar de voorliggende verzoeken zal uitvoeren dat vanwege wachtlijstproblematiek naar verwachting enige tijd op zich zal laten wachten, acht de rechtbank het in het belang van [roepnaam minderjarige] dat een bijzondere curator in de tussentijd:
de belangen van [roepnaam minderjarige] zal behartigen, zowel binnen als buiten rechte;
met beide partijen en [roepnaam minderjarige] een gesprek zal voeren, teneinde een goed beeld te verkrijgen van de algehele situatie;
indien nodig de verbinding met de Raad zal zoeken die, zoals hiervoor is overwogen, in de komende periode een raadsonderzoek zal verrichten;
op korte termijn de (on)mogelijkheden voor een (voorlopige) contactregeling tussen de man en [roepnaam minderjarige] zal onderzoeken, daarbij rekeninghoudend met de belangen en (on)mogelijkheden van [roepnaam minderjarige] en beide ouders;
Het staat de bijzondere curator vrij om ter uitvoering van zijn taak, indien gewenst, contact op te nemen met personen/instanties rondom [roepnaam minderjarige] , zoals school of hulpverlening. Indien de man daartoe zijn toestemming geeft, dan staat het de bijzondere curator eveneens vrij om contact op te nemen en informatie in te winnen bij de persoonlijke hulpverlening van de man vanuit Pro6. Ook kan de bijzondere curator, indien hij daartoe aanleiding ziet, een advies uitbrengen over eventueel benodigde hulpverlening voor [roepnaam minderjarige] .
4.13Partijen hebben aangegeven dat zij instemmen met het benoemen van een bijzondere curator.
4.14Mr. J. Nederlof, advocaat, kantoorhoudende te Tilburg, is beschikbaar en bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. Hoewel de Raad specifiek heeft geadviseerd om een bijzondere curator te benoemen met een gedragswetenschappelijke achtergrond, overweegt de rechtbank dat een bijzondere curator met die kwalificatie niet beschikbaar is en daarom is gekozen voor een gespecialiseerde advocaat.
4.15De rechtbank wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies gevolg te geven.
4.16Voorts verzoekt de rechtbank de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen.
4.17Het voorgaande brengt mee dat als volgt wordt beslist. Daarbij behoudt de rechtbank zich iedere verdere beslissing voor.
De rechtbank:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport uiterlijk op dinsdag 16 augustus 2022 pro forma bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaat van) partijen. Partijen worden vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen (via de advocaat) daarop schriftelijk te reageren;
benoemt, met inachtneming van het hiervoor overwogene, over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , tot bijzondere curator:
- mr. J. Nederlof, advocaat, kantoorhoudende te Tilburg;
verzoekt de bijzondere curator om zijn rapport en advies uiterlijk op dinsdag 19 april 2022 pro forma bij de rechtbank in te dienen. Vervolgens zal de rechtbank een afschrift daarvan aan (de advocaat van) partijen en de Raad zenden en hen in de gelegenheid stellen om binnen veertien dagen daarop schriftelijk te reageren;
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022 door
mr. Toekoen, voorzitter, mr. Hamburger en mr. Jansen, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.