Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5448 WIA
gemachtigde: mr. M. Gümüs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
In het besluit van 23 augustus 2019 (primair besluit) heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 26 augustus 2019 recht heeft op loongerelateerde WGA-uitkering op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,45%.
In het besluit van 24 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit (gedeeltelijk) gegrond verklaard, in die zin dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres gewijzigd is vastgesteld op 41,07%. De hoogte of duur van de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres is niet gewijzigd.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 22 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is een 26-jarige vrouw, die werkzaam is geweest als receptioniste voor gemiddeld 33 uur per week. Zij heeft zich op 28 augustus 2017 (vanuit een WW-situatie) ziek gemeld met lichamelijke klachten, geduid binnen een zwangerschapsvergiftigingsbeeld. Op 17 juni 2019 diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering.
In het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 26 augustus 2019 recht heeft op loongerelateerde WGA-uitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheids-percentage van 45,45%.
In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit (gedeeltelijk) gegrond verklaard, in die zin dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres gewijzigd is vastgesteld op 41,07%. De hoogte of duur van de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres is niet gewijzigd.
Standpunt eiseres
2. Volgens eiseres gaat het UWV ten onrechte voorbij aan haar psychische klachten. Zij geeft een overzicht van deze klachten, waaronder haar angstklachten, en wijst erop dat deze worden gerapporteerd in de overgelegde medische verklaringen van psychiater Langenberg en het huisartsenjournaal. Zij vindt het vreemd dat zij niet beperkt is geacht voor het vasthouden van de aandacht en statische of dynamische belasting, en dat geen beperking is aangenomen voor geluidsbelasting. Het UWV heeft ook ten onrechte aangenomen dat zij in staat is om samen te werken met anderen, of zelfstandig werkzaam te zijn. Volgens eiseres doet de verzekeringsarts b&b het verder ten onrechte voorkomen alsof andere factoren dan ziekte ervoor zorgen dat zij niet in staat is arbeid te verrichten. Zij voert verder aan dat zij er alles aan gedaan heeft om van haar klachten af te komen, nu zij behandelingen heeft ondergaan en medicatie gebruikt. Eiseres stelt ten slotte dat haar medicijnen ernstige bijwerkingen hebben. Zij wordt erg suf van de medicatie, waardoor zij niet in staat is om haar algemene dagelijkse taken te verrichten.
Relevante wettelijke bepalingen
3. Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Het medische onderzoek door het UWV
4.1.Het medische onderzoek van het UWV is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
Verzekeringsarts K.A. Kok heeft eiseres gezien op het spreekuur van 12 augustus 2019, waarbij zij (oriënterend) psychisch werd onderzocht. De verzekeringsarts rapporteert
dat sprake is van een consistente en tot zekere hoogte plausibele samenhang van klachten, stoornissen, beperkingen en participatieproblemen in het kader van geobjectiveerde medische aandoeningen/medische problematiek. Eerder ingezette gerichte behandeling is gaandeweg vastgelopen, waarin ook niet-medische aspecten een rol hebben gespeeld. Ook in het verdere beloop tot op heden lijkt dit deels aan de orde te blijven. De medische situatie en functionele mogelijkheden zullen naar verwachting van de verzekeringsarts op middellange termijn kunnen verbeteren, bij een passende intensieve behandelvorm en ook een voldoende actieve behandelingsbereidheid bij eiseres. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres beperkingen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren
en werktijden. Deze zijn nader uitgewerkt en vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 12 augustus 2019.
4.3.Verzekeringsarts b&b C.A.M. Zwiers-Jonker heeft eiseres niet gezien op een hoorzitting, omdat deze niet nodig werd geacht gezien alle beschikbare gegevens. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat hij geen aanleiding ziet om af te wijken van het primaire medische oordeel. Eiseres heeft geen hoorzitting gewenst en geen nadere door medisch stukken onderbouwde feiten ingebracht die haar bezwaar ondersteunen. Naar aanleiding van de bezwaargronden stelt hij dat de ingebrachte stukken uit de behandelend sector geen reden geven de belastbaarheid méér beperkt vast te stellen. De bevindingen van de psychiater zijn zeker bekend, en daaruit blijkt dat – naast de gevolgen van ziekte – ook sprake is van gedragsaspecten en onvoldoende motivatie tot behandeling. Eiseres was op de peildatum al lang niet meer onder psychiatrische behandeling, en uit de gegevens van de huisarts blijkt verder dat er na oktober 2018 (uitschrijven psychiater) geen frequente contacten waren wegens psychische problematiek. Wel werd medicatie voorgeschreven. Begin juli 2019 werd een verwijsbrief naar Emergis geschreven. Volgens de verzekeringsarts b&b kan echter niet worden ontkend dat ook andere factoren dan ziekte (de noodzaak tot zorg voor een zoon, relatieprobleem, vermijdingsgedrag, onvoldoende behandelmotivatie) een rol spelen in het door eiseres ervaren onvermogen. De verzekeringsarts heeft de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML niet aangepast.
Het arbeidsdeskundige onderzoek door het UWV
5.1.Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b.
5.2.Arbeidsdeskundige F. de Rijke heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Huishoudelijke medewerker (excl. particulier) (Sbc-code 372060), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161). De arbeidsdeskundige concludeert op basis van deze functies tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45,45%.
5.3.Arbeidsdeskundige b&b H. Claessen heeft niet alle primair geduide functies in stand gelaten. Zij heeft eiseres geschikt geacht voor de functies van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), Medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161) en Huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334). De arbeidsdeskundige b&b concludeert op basis van deze functies tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 41,07%.
Beoordeling door de rechtbank
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft dossieronderzoek gedaan en eiseres gezien op het spreekuur van 12 augustus 2019, waarbij zij (oriënterend) psychisch werd onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft alle beschikbare gegevens nogmaals bestudeerd, en een eigen beoordeling verricht. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt ook dat zij op de hoogte waren van de klachten van eiseres, waaronder haar psychische klachten. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in de beoordelingen. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd. Daarmee acht de rechtbank het medisch onderzoek zoals verricht door het UWV in beginsel voldoende zorgvuldig.
7. Eiseres wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het UWV te weinig beperkingen heeft vastgesteld in verband met haar psychische klachten. Het UWV heeft beperkingen aangenomen wegens deze klachten, op de vlakken van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden. Eiseres heeft haar stelling dat bepaalde (aanvullende) beperkingen ten onrechte niet zijn aangenomen niet nader onderbouwd met objectieve medische informatie, terwijl dit wel op haar weg ligt. De verklaring van psychiater Langenberg en het huisartsenjournaal van eiseres geven geen aanleiding voor de conclusie dat te weinig beperkingen zijn gesteld wegens psychische klachten, gezien ook de steekhoudende motivering van de verzekeringsarts b&b met betrekking tot deze stukken.
8. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte doet voorkomen alsof andere factoren dan ziekte ervoor zorgen dat zij niet in staat is arbeid te verrichten slaagt niet. De conclusie van de verzekeringsarts b&b dat – naast de gevolgen van ziekte – ook sprake is van aspecten van gedrag en onvoldoende motivatie tot behandeling wordt naar het oordeel van de rechtbank gestaafd door informatie van de behandelend sector. Zo is in de brief van de psychiater van eiseres van 30 oktober 2018 onder meer de volgende passage opgenomen: "maar patiënte wordt gehinderd door sterk vermijdingsgedrag, waardoor zij niet toekomt aan het bewerken van haar problemen. Er is ook een ondersteuning met e-health ingezet, waar zij nooit de moed kon vinden er mee te starten, vanuit vermijding, en de passage: zij is opnieuw welkom in de POP poli indien zwanger, als de hulpvraag duidelijk is en patiënte voldoende gemotiveerd is voor actieve behandeling". Eiseres was blijkens de dossierstukken op de datum in geding bovendien al lang niet meer onder psychiatrische behandeling, en uit het overgelegde huisartsenjournaal blijkt verder dat er na oktober 2018 geen frequente contacten zijn geweest wegens psychische problematiek. De enkele door eiseres gestelde omstandigheid dat zij er alles aan gedaan heeft om van haar klachten af te komen, nu zij behandelingen heeft ondergaan en medicatie gebruikt, doet aan het voorgaande niet af.
9. Eiseres wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medicijngebruik. Zoals terecht opmerkt door het UWV, is in de FML onder punt 1.9.9 (verhoogd persoonlijk risico) reeds een beperking opgenomen in verband met het medicatiegebruik van eiseres. De toelichting in de FML bij dit aspect luidt: vanwege medicatiegebruik voorzichtigheidshalve niet bij gevaar opleverende plaatsen of machines; voorts ook geen beroepsmatig autorijden. Eiseres heeft niet met objectieve (medische) informatie onderbouwd waarom deze beperking niet verstrekkend genoeg zou zijn.
10. De rechtbank heeft de belasting van de in de bezwaarfase geduide functies vergeleken met de FML van 12 augustus 2019. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de belastbaarheid van eiseres in deze functies niet overschreden. Op basis van de inkomsten die zij daarmee zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,07%. Nu eiser geen (separate) arbeidsdeskundige beroepsgronden aangevoerd, bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan deze berekening. De rechtbank concludeert daarom dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres vanaf 26 augustus 2019 recht heeft op loongerelateerde WGA-uitkering.
Conclusie
11. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 13 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.