Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBROT:2022:4281

1 June 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/623985 / HA ZA 21-754

Vonnis in incident tot voeging ex artikel 222 Rv van 1 juni 2022

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser in vrijwaring,

eiser in het incident tot voeging,

advocaat mr. C.H. Kan te Amsterdam,

tegen

1. de vennootschap onder firma

[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

2. [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats 3]

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 4] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

gedaagden in vrijwaring,

gedaagden in het incident tot voeging,

advocaat mr. M.J.W. Hoek te Alphen aan den Rijn.

Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk en in enkelvoud [gedaagde 1] c.s. genoemd worden, of voor zover afzonderlijk [gedaagde 1] ., [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] .

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding in vrijwaring van 10 augustus 2021;

  • de akte houdende producties zijdens [eiser] ;

  • de incidentele conclusie van [gedaagde 1] c.s. tot oproeping in ondervrijwaring;

  • de conclusie van antwoord in incident tot oproeping in vrijwaring;

  • het vonnis van 2 maart 2022 in incident tot oproeping in vrijwaring;

  • de conclusie van antwoord in vrijwaring;

  • de incidentele conclusie van [eiser] tot voeging ex art. 222 Rv;

  • de conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv.

1.2.Ten slotte is vonnis bepaald in het voegingsincident.

Het geschil in het incident

2.1. [eiser] vordert dat de vrijwaringsprocedure tussen [eiser] en [gedaagde 1] (met het zaak- / rolnummer C/10/623985 / HA ZA 21-754) wordt gevoegd bij de bij deze rechtbank onder zaak- / rolnummer 630269 / HA ZA 21-1070 aanhangige vrijwaringsprocedure tussen [naam VOF 1] . en haar vennoten (hierna: [naam VOF 1] ) enerzijds en [gedaagde 1] anderzijds en dat deze zaken verder gezamenlijk zullen worden behandeld.

2.2. [eiser] heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat beide procedures eenzelfde grondslag en feitencomplex kennen. Zowel [eiser] als [naam VOF 1] menen dat – voor zover de rechtbank in de zaak van de gemeente Assen (verder: de gemeente) enerzijds en [eiser] en [naam VOF 1] anderzijds (bij deze rechtbank aanhangig onder zaak- / rolnummer C/10/614942 / HA ZA 21-232) tot het oordeel komt dat [eiser] en/of [naam VOF 1] aansprakelijk zijn voor de kosten van het herstel van het kunstwerk [naam kunstwerk] , [gedaagde 1] op haar beurt gehouden is om [eiser] en [naam VOF 1] te vrijwaren voor al hetgeen zij op grond van het vonnis in de zaak van de gemeente zullen moeten voldoen aan de gemeente. In het vonnis van 2 maart 2022 in het door [gedaagde 1] opgeworpen incident tot ondervrijwaring heeft de rechtbank de samenhang tussen de procedures al gesignaleerd en gewezen op het belang van eenzelfde datum voor conclusie van antwoord zijdens [gedaagde 1] , waarbij [gedaagde 1] in staat is gesteld één conclusie van antwoord te nemen in beide zaken. Voor [eiser] heeft het de voorkeur dat deze samenhang ook na het antwoord van [gedaagde 1] zal blijven bestaan.

2.3. [gedaagde 1] heeft geen bezwaar tegen de voeging en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

De beoordeling in het incident

3.1.In geval van verknochte zaken die voor dezelfde rechter aanhangig zijn is het mogelijk daarvan de voeging te vorderen (artikel 222 lid 1 Rv). Uit de stellingen die [eiser] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, volgt dat daarvan sprake is. Nu [gedaagde 1] zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de door [eiser] aanhangig gemaakte incidentele vordering tot voeging worden toegewezen.

3.2.Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Ambtshalve beoordeling in de hoofdzaak

4.1.Bij conclusie van antwoord in vrijwaring en bij conclusie van antwoord het incident tot voeging hebben [gedaagde 1] c.s. aangevoerd dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , voor dat de dagvaarding in vrijwaring aan hen werd uitgebracht, hun aandelen in [gedaagde 1] hebben ingebracht in, respectievelijk, de besloten vennootschappen [naam VOF 2] (verder: [naam VOF 2] ) en [naam VOF 3] (verder: [naam VOF 3] ).

4.2.De rechtbank merkt allereerst op dat [gedaagde 2] en [naam VOF 2] twee te onderscheiden, niet te vereenzelvigen rechtspersonen zijn, evenals [gedaagde 3] en [naam VOF 3] . In dat licht constateert de rechtbank verder het volgende:

  • de dagvaarding in vrijwaring is uitgebracht aan [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ;

  • ter rolle van 18-08-2021 heeft mr. M.J.W. Hoek zich (bij B2 formulier van 11-08-2021) gesteld voor [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ;

  • de incidentele conclusie tot oproeping in ondervrijwaring is genomen namens [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ;

  • de conclusie van antwoord in vrijwaring is genomen namens [gedaagde 1] , [naam VOF 2] , [naam VOF 3] en [gedaagde 4] ;

  • de conclusie van antwoord in het incident tot voeging is genomen namens [gedaagde 1] ., [naam VOF 2] , [naam VOF 3] en [gedaagde 4] .

4.3.Het voorgaande roept ten aanzien van [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [naam VOF 2] en [naam VOF 3] een aantal vragen op:

  • wie zijn wel of geen partij in de vrijwaringsprocedure?

  • hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de vrijwaringsprocedure van antwoord gediend?

4.4.De zaak zal naar de rol worden verwezen op een termijn van twee weken voor het gelijktijdig nemen van een akte door [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] c.s. anderzijds ten aanzien voornoemde vragen. Vervolgens zal de zaak worden verwezen voor mondelinge behandeling.

De beslissing

De rechtbank

in het incident tot voeging:

5.1.voegt de hoofdzaak (vordering in vrijwaring) met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 630269 / HA ZA 21-1070 en bepaalt dat deze zaken verder gezamenlijk zullen worden behandeld;

5.2.compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

in de hoofdzaak (vrijwaring)

5.3.verwijst de hoofdzaak naar de rol van 15 juni 2022 voor nemen van een akte aan beide zijden als bedoeld in rechtsoverweging 4.4;

Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.

[3530/3195]

Artikel delen