Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBOVE:2024:2103

18 April 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 11017916 \ CV EXPL 24-1298

Vonnis in kort geding van 18 april 2024

in de zaak van

WONINGSTICHTING VECHTDAL WONEN,

te Ommen,

eisende partij,

hierna te noemen: Vechtdal Wonen,

gemachtigde: mr. M.E. Berends-de Weerd,

tegen

[gedaagde] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde],

niet verschenen.

Inleiding en samenvatting

1.1. [gedaagde] huurt van Vechtdal Wonen een woning gelegen aan [adres] (hierna: de woning). Vechtdal Wonen vordert in dit kort geding onder andere ontruiming van de woning omdat [gedaagde] voor overlast zorgt, de woning ernstig verwaarloost, de huur niet betaalt en feitelijk niet meer in de woning woont. Vechtdal Wonen vordert ook de achterstallige huur en een voorschot op de kosten voor het herstellen van de schade aan de woning. [gedaagde] voert geen verweer.

1.2.De voorzieningenrechter zal de vordering tot ontruiming toewijzen en de vorderingen tot betaling van de huur en een voorschot op de schadevergoeding afwijzen. De voorzieningenrechter zal hierna uitleggen waarom.

De procedure

2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 17 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekening met vermeerdering van eis van Vechtdal Wonen.

3. Het geschil

3.1.Vechtdal Wonen vordert na vermeerdering van eis samengevat - ontruiming van de woning aan [adres], met machtiging voor Vechtdal Wonen om, als [gedaagde] in gebreke blijft, de ontruiming zelf te doen uitvoeren. Vechtdal Wonen vordert verder betaling van de achterstallige huur tot en met april van € 3.785,63 en betaling van een voorschot op de herstelkosten van € 11.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.

3.2. [gedaagde] voert geen verweer.

De beoordeling

Verstek

4.1.De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd dat [gedaagde] niet is verschenen. Omdat de bij dagvaarding voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, zal tegen [gedaagde] verstek worden verleend. Het voorgaande brengt op grond van artikel 139 Rv met zich mee dat de voorzieningenrechter de vorderingen van Vechtdal Wonen zal toewijzen, tenzij deze haar onrechtmatig of ongegrond voorkomen.

Ontruiming

4.2.Vechtdal Wonen heeft een spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming omdat dit voortvloeit uit de aard van de vordering.

4.3.De vordering tot ontruiming komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft in dit oordeel het volgende betrokken. Vooropgesteld wordt dat ontruiming een ingrijpende maatregel is. Een vordering tot ontruiming in kort geding kan dan ook alleen toegewezen worden als het voldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden, met als gevolg dat het gehuurde moet worden ontruimd. De voorzieningenrechter moet op grond van artikel 6:265 BW beoordelen of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, en zo ja, of die tekortkoming zo ernstig is dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.

4.4.Vechtdal Wonen voert aan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat zij belang heeft bij ontruiming van de woning. Vechtdal Wonen voert daartoe de volgende belangen aan: 1) [gedaagde] verwaarloost de woning in ernstige mate waardoor hij overlast (in de vorm van ongedierte) veroorzaakt voor de buurt en schade toebrengt aan het gehuurde, 2) [gedaagde] betaalt zijn huur niet waardoor de achterstand inmiddels is opgelopen tot € 3.785,63, 3) [gedaagde] woont sinds januari 2024 feitelijk niet meer in de woning en 4) er is sprake van woningnood en Vechtdal Wonen wil de woning daarom weer kunnen verhuren. Verder is van belang dat Vechtdal Wonen zich in het voortraject heeft ingespannen om [gedaagde] hulp te bieden. Samen met onder meer de gemeente Dalfsen en Tactus is geprobeerd om voor [gedaagde] ondersteuning, begeleiding en bewindvoering te organiseren. Vechtdal Wonen was ook betrokken bij een plan van aanpak om het leven van [gedaagde] een andere wending te geven en heeft hem in dat kader een woning in Ommen aangeboden. [gedaagde] is echter sinds januari 2024 met alle betrokkenen volledig uit contact getreden. De wijkconsulent van Vechtdal Wonen heeft daarna nog veelvuldig per brief, e-mail en whats-app geprobeerd met [gedaagde] in contact te komen, maar daarop heeft [gedaagde] niet gereageerd.

4.5. [gedaagde] is niet in de procedure verschenen en heeft zijn belang daarom niet aangevoerd of onderbouwd. Ook kan niet op voorhand worden aangenomen dat [gedaagde] er nog belang bij heeft om in de woning te kunnen blijven wonen, omdat hij al sinds januari 2024 niet meer in de woning verblijft.

4.6.Gelet op alle voornoemde omstandigheden oordeelt de voorzieningen dat het belang van Vechtdal Wonen om weer te kunnen beschikken over de woning zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde]. De voorzieningenrechter acht het daarom voldoende aannemelijk dat een rechter in een eventuele bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zou komen. De gevorderde ontruiming binnen een termijn van twee dagen zal dan ook worden toegewezen. De termijn van twee dagen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onevenredig kort omdat [gedaagde] al meerdere maanden niet meer in de woning woont.

Achterstallige huur en voorschot op de schadevergoeding

4.7.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen de vorderingen tot betaling van de achterstallige huur en tot vergoeding van de geleden schade niet aangemerkt worden als nauw aan de vordering tot ontruiming verwante nevenvorderingen. Voor deze vorderingen is daarom een afzonderlijk spoedeisend belang nodig. Vechtdal Wonen heeft onvoldoende onderbouwd welk spoedeisend belang zij heeft bij betaling van deze bedragen in kort geding en waarom voor deze vorderingen een eventuele bodemprocedure niet afgewacht kan worden. Het door Vechtdal Wonen aangevoerde belang dat de achterstand van [gedaagde] niet verder oploopt is onvoldoende omdat dit belang al is ondervangen door toewijzing van de ontruimingsvordering. Ook in de door Vechtdal Wonen aangevoerde proceseconomische redenen ziet de voorzieningenrechter geen grond om aan te nemen dat een eventuele bodemprocedure niet afgewacht kan worden. De geldvorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.8. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vechtdal Wonen worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

135,97

- griffierecht

130,00

- salaris gemachtigde

543,00

- nakosten

102,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

910,97

De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen en ontruimd te houden met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Vechtdal Wonen zijn, en machtigt Vechtdal Wonen om, wanneer [gedaagde] de woning niet ontruimt, dit zelf te (laten) doen,

5.2.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 910,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3.veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.4.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.

Artikel delen