Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBDHA:2024:6277

25 April 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/5459


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen


[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Inleiding

1. Met het besluit van 12 juni 2023 heeft verweerder eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd.

1.1.Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

1.2.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 6 juni 2023 heeft verweerder een mededeling ontvangen van de politie.n

Artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994).

Uit het proces-verbaal blijkt dat eiser als bestuurder van een auto een snelheidsovertreding heeft begaan. De gecorrigeerde snelheid bedroeg 161 kilometer per uur op een weg waar maximaal 100 kilometer per uur is toegestaan. Verweerder heeft eiser daarop verplicht om mee te werken aan een EMG. Werkt eiser niet mee aan deze cursus dan raakt hij zijn rijbewijs kwijt en mag hij niet meer rijden.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser heeft niet weersproken dat hij een snelheidsovertreding heeft begaan. Wel heeft hij naar voren gebracht dat hij in de veronderstelling was dat op dat tijdstip de snelheidslimiet 130 kilometer per uur was. Eiser voert verschillende persoonlijke omstandigheden aan op grond waarvan hij vindt dat verweerder had moeten afzien van een EMG. Hij heeft al 23 jaar zijn rijbewijs en deze is nooit eerder ingevorderd. Hij rijdt voor zijn werk al jarenlang ruim 1.000 kilometer per week. Verder vindt hij de kosten voor het volgen van de EMG erg hoog. Eind 2019 is hij een onderneming gestart en deze kwam door corona direct in zwaar weer. De onderneming is daar financieel nog van aan het herstellen. Bovendien loopt eiser door de cursusdagen inkomsten mis. Verder krijgt hij naar verwachting ook nog een boete voor de snelheidsovertreding en is hij na de overtreding zeven werkdagen zijn rijbewijs kwijt geweest. Dat is op zichzelf al een forse straf.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht een EMG opgelegd en het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

5. Niet in geschil is dat eiser de toegestane maximumsnelheid met meer dan 60 km/uur heeft overschreden. Dat eiser in de veronderstelling was dat op dat tijdstip de snelheidslimiet 130 km/uur was, doet aan die overtreding niet af. Verweerder was daarom verplicht om een EMG op te leggen.n

Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994, in samenhang met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).

6. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat het dwingendrechtelijke karakter van artikel 14 van de Regeling geen ruimte biedt voor een belangenafweging. Uit vaste rechtspraakn

Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2924.

volgt dat de toepasselijke bepalingen uit de Wvw 1994 en de Regeling geen ruimte laten om een belangenafweging te maken en op grond van persoonlijke omstandigheden daarvan af te wijken. Voor matiging van de kosten geldt dit eveneens. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan de rechtbank oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken.n

Uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1877, en van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:415.

7. Het is niet gebleken dat in het geval van eiser sprake is van een dergelijk zeer uitzonderlijk geval. Dat het rijbewijs van eiser niet eerder ingevorderd is geweest is niet zo een omstandigheid. Het feit dat eiser voor de cursus vrij moet nemen en daardoor inkomsten misloopt en de kosten voor de cursus erg hoog zijn, zal weliswaar een zekere impact op hem hebben, maar deze omstandigheden zijn eveneens onvoldoende uitzonderlijk om de regelgeving buiten toepassing te laten. Het opleggen van een cursus over verantwoord rijgedrag is ter bevordering van de verkeersveiligheid. De verplichting tot het betalen van de kosten van deze maatregel is, anders dan een strafrechtelijke boete, niet bestraffend van aard. De opleggings- en uitvoeringskosten moeten namelijk worden voldaan voor het volgen van de cursus en niet vanwege het begaan van de snelheidsovertreding. Uit vaste rechtspraak volgt ook dat de kosten voor de cursus over verantwoord rijgedrag en de duur van de cursus niet onredelijk worden geacht.n

Uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1877.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen