Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2023:7209

25 August 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.323.015/01

CJIB-nummer

: 247431673

Uitspraak d.d.

: 25 augustus 2023

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 12 januari 2023, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 februari 2022 om 17:54 uur op de N349 Henriette Roland Holststraat, kruising Kleine Bunder, in Almelo met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat hij het niet eens is met de beslissing van de kantonrechter. Uit de foto’s blijkt dat het voertuig van de betrokkene de stopstreep al lang en breed is gepasseerd op het moment van het afdrukken van de foto (het hof begrijpt: op de afdrukken van de foto's). Er is derhalve geen honderd procent wettig en overtuigend bewijs dat het voertuig het rode verkeerslicht heeft genegeerd. Daarnaast zijn op foto 1 de remlichten van het voertuig te zien. Op foto 2 staat het voertuig stil en is het teruggereden. Te zien is dat het voertuig zich amper heeft verplaatst. De op de foto weergegeven snelheid doet er in dit verband niet toe. Die snelheid is een momentopname en dat betekent dat de redenering van de kantonrechter niet juist is. De zich verderop bevindende verkeerslichten zijn in ieder geval nog niet gepasseerd. Subsidiair dient de feitcode gewijzigd te worden in het niet tijdig stoppen voor de stopstreep. Het voertuig is immers de stopstreep gepasseerd, maar niet het verkeerslicht.

3. De gegevens in het zaakoverzicht houden onder meer het volgende in:

“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto's vastgelegd.

(het hof leest: Foto 1: het) voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. (het hof leest: Op het moment van) constatering brandde het rode licht reeds 0.4 seconden.

(het hof leest: Foto) 2: circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.”

4. Ook zijn er twee foto’s aanwezig van de gedraging. Deze zijn bij het zaakoverzicht gevoegd en erg donker. Door de advocaat-generaal zijn in hoger beroep duidelijkere afdrukken van beide foto’s overgelegd. Uit deze foto’s blijkt dat de gedraging is vastgesteld met betrekking tot het voertuig dat zich op rijstrook 4 RA (rechtsaf) bevindt.

5. Daarnaast is door de advocaat-generaal een via Google Maps Street View verkregen foto ingebracht met betrekking tot de situatie ter plaatse. Op deze afbeelding is te zien dat op het kruispunt voor de rijstrook voor rechtsaf twee verkeerslichten aanwezig zijn. Het eerste verkeerslicht is een vrijstaand verkeerslicht dat op zo’n vijf à zes meter ná de stopstreep aan de rechterzijde van de rijbaan is geplaatst en zich op enige meters vóór het tweede verkeerslicht bevindt dat is gemonteerd op het portaal boven de rijstroken. Voor de vaststelling van de onderhavige gedraging is van belang of het voertuig van de betrokkene het verkeerslicht is gepasseerd op het moment waarop het rood licht uitstraalde. Daarbij wordt uitgegaan van het eerste verkeerslicht.

6. Op de eerste foto met betrekking tot de gedraging is te zien dat de achterzijde van het voertuig van de betrokkene zich ter hoogte van de stopstreep bevindt, terwijl het voor dat voertuig geldende verkeerslicht op dat moment volgens de gegevens op de foto 0,4 seconden rood licht uitstraalde. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig verder is gereden en dit verkeerslicht (grotendeels) is gepasseerd, waarbij het verkeerslicht 1,6 seconden rood licht uitstraalde.

7. Het hof is van oordeel dat op basis van deze foto’s genoegzaam kan worden vastgesteld dat het voertuig het verkeerslicht is gepasseerd, terwijl het verkeerslicht rood licht uitstraalde. Dat de betrokkene nadat hij de stopstreep was gepasseerd doch vóór het passeren van het verkeerslicht is teruggereden, vindt afdoende weerlegging in hetgeen op foto 2 zichtbaar is. Hetgeen subsidiair is aangevoerd behoeft daarom geen bespreking.

8. De gemachtigde voert daarnaast aan dat er sprake is van een flitskast die werkt op basis van radar, met goedgekeurde radarapparatuur. Het gaat hier echter om een lusmeting. Dat blijkt niet alleen uit de foto’s, maar ook uit het feit dat er twee foto’s zijn gemaakt met een intervaltijd. De inleidende beschikking kan niet in stand blijven, omdat het zaakoverzicht niet de voor de sanctieoplegging relevante gegevens bevat dan wel dat in het zaakoverzicht niet de gegevens zijn opgenomen die de ambtenaar heeft gebruikt voor de oplegging van de sanctie. De gemachtigde verwijst hierbij naar de arresten van het hof van 17 december 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:10814) en 16 januari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:384).

9. De advocaat-generaal heeft bij het verweerschrift een mailwisseling met [naam1] , werkzaam als verkeersspecialist bij de politie Midden-Nederland, en tevens als docent aan de Politieacademie, overgelegd. Daarbij is een schrijven van zijn hand gevoegd, inhoudende - voor zover hier van belang - :

“Bij de flitspalen maken we onderscheid tussen 2 categorieën:

1. De flitspalen die zowel roodlichtnegatie als snelheid meten (de zgn. combi-palen),

2. Flitspalen die alleen snelheid meten.

Bij het vaststellen van roodlichtnegatie wordt er altijd gebruik gemaakt van de lussen die ná de stopstreep liggen. Bij het constateren van roodlichtnegatie is geen geijkt meetmiddel nodig. Voor het vaststellen van de roodlichtnegatie is het van belang dat duidelijk is dat het betrokken voertuig de stopstreep is gepasseerd op het moment dat het licht rood licht uitstraalde. Daarom is op beide foto’s (die altijd gemaakt worden) de geeltijd en de roodtijd zichtbaar. De lussen die gebruikt worden bij het vaststellen van de roodlichtnegatie worden ook niet ingemeten en zijn niet voorzien van een certificaat. Deze lussen zijn al aangelegd bij de verkeersregelinstallatie (vri) voor een juiste werking van de vri. M.a.w. het negeren van het rode verkeerslicht wordt niet vastgesteld d.m.v. een radar.

(…)

Bij het vaststellen van de gereden snelheid maakt de flitspaal of gebruik van lussen of van radar.

(…)

Bij beide categorieën wordt er gebruik gemaakt van één camerasysteem.

Dit systeem wordt zodanig opgesteld dat de camera altijd én de vri én de stopstreep in beeld heeft.

Om duidelijk te krijgen of een systeem bij het meten van de snelheid werkt met lussen of radar is het inzien van de bij het systeem behorende certificaten van ijking. Bij het meten van snelheid m.b.v. radar zal er alleen een certificaat van het meetsysteem zijn, terwijl bij het meten van de snelheid d.m.v. lussen er altijd ook een locatieverklaring zal zijn bijgevoegd, waaruit blijkt wat de afstand is bij de lussenparen. Deze lussen zijn andere lussen dan die bij een vri. Deze ‘snelheidslussen’ worden apart aangelegd en ingemeten en zijn altijd voorzien van een ijkcertificaat. Zoals al eerder aangegeven zal er bij de combipaal geen certificaat zijn voor wat betreft de lussen van de vri.”

10. Het hof stelt op grond van de hiervoor weergegeven informatie vast dat roodlichtgedragingen met gebruikmaking van een flitspaal in alle gevallen worden geconstateerd met behulp van apparatuur die bij rood licht wordt geactiveerd door twee achter elkaar liggende lussen. Deze lussen worden als onderdeel van de verkeersregelinstallatie na de stopstreep in het wegdek aangelegd. Bij het constateren van een roodlichtgedraging worden steeds twee foto's gemaakt. De gemachtigde merkt derhalve terecht op dat in dit geval sprake is van een lusdetectie. In het zaakoverzicht is vermeld dat het voertuig de radardetectie of de lus activeert. De verwijzing naar radardetectie is in zaken als deze derhalve onjuist. Het hof kent hieraan niet de betekenis toe dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Het zaakoverzicht vermeldt ook de juiste wijze van constateren van de gedraging en er zijn hier door de onjuiste vermelding in het zaakoverzicht geen belangen geschaad. De gemachtigde is op de hoogte van de wijze waarop gedragingen als deze worden geconstateerd. Het hof deelt niet het standpunt van de gemachtigde dat sprake is van een soortgelijke situatie als in de door hem aangehaalde jurisprudentie. Die arresten hebben betrekking op de situatie dat sprake is van een vermeende snelheidsoverschrijding waarbij niet duidelijk is of de snelheidsmeting heeft plaatsgevonden met behulp van een lusmeting of is vastgesteld aan de hand van radardetectie. Daarvan is in dit geval geen sprake.

11. Het voorgaande betekent dat hetgeen is aangevoerd geen doel treft. De beslissing van de kantonrechter zal worden bevestigd. Aanleiding voor een proceskostenvergoeding bestaat er niet.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Artikel delen