Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2023:187

10 January 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.319.145

zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9538993

arrest in het incident ex artikel 351 Rv van de pachtkamer van 10 januari 2023

in de zaak van

MELKVEEBEDRIJF DE FLEVOHOEVE B.V.,

die is gevestigd in Wervershoof (gemeente Medemblik)

die hoger beroep heeft ingesteld en eiseres is in het incident

en bij de pachtkamer in eerste aanleg optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie

hierna Flevohoeve te noemen

advocaat: mr. L. Koning

tegen

STICHTING WAGENINGEN RESEARCH,

die is gevestigd in Wageningen

die verweerster is in het incident

en bij de pachtkamer in eerste aanleg optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie

hierna SWR te noemen

advocaat: mr. T. van Malssen.

Het verloop van de procedure in hoger beroep

Flevohoeve heeft SWR bij dagvaarding van 18 november 2022 gedagvaard. Zij komt in hoger beroep van het vonnis van de pachtkamer te Lelystad van 19 oktober 2022. In de dagvaarding in hoger beroep heeft Flevohoeve de schorsing gevraagd van de uitvoering door SWR van het vonnis. SWR heeft gereageerd met een antwoord in het schorsingsincident. Flevohoeve heeft in de dagvaarding te kennen gegeven een mondelinge behandeling van het incident te wensen, maar heeft nadat het antwoord was ingediend en de griffier contact had opgenomen over het vervolg, er geen bezwaar tegen gemaakt dat de zaak voor arrest in het incident kwam te staan. Daarna heeft het hof meteen arrest bepaald.

Kern van de zaak en de beslissing

Inleiding

2.1SWR is in de [naam gebied] eigenaar van een groot areaal landbouwgrond voor onderzoeksdoeleinden. In januari 2015 heeft zij via een memorandum een melkveebedrijf met 250 ha grond aangeboden. Partijen zijn tot overeenstemming gekomen. Rond 1 september 2016 heeft Flevohoeve het bedrijf met ongeveer 450 koeien betrokken en vanaf 1 januari 2017 heeft Flevohoeve de grond in gebruik genomen. Bij vonnis van de pachtkamer Lelystad van 31 januari 2018 is een hoevepachtovereenkomst voor de duur van 12 jaar met een pachtsom van € 511.050 vastgelegd. Bij beschikking van de Grondkamer Noordwest van 15 oktober 2021 is de uiteindelijk bij arrest van 4 mei 2021 van dit hof vastgelegde pachtovereenkomst goedgekeurd, waarbij de pachtprijs is verlaagd naar € 421.675 per jaar in jaar 1. Deze pachtprijs valt uiteen in € 127.400 voor de opstallen, € 286.672 voor de gronden en € 7.603 voor de woning. Flevohoeve heeft vanaf de ingebruikname geen gebruiksvergoeding of pachtsom aan SWR voldaan.

2.2SWR heeft Flevohoeve gedagvaard en onder meer betaling van de achterstallige pacht en ontbinding gevorderd waarbij zij tevens de ontruiming van het gepachte heeft gevorderd 14 dagen na de datum van ontbinding. De pachtkamer in eerste aanleg heeft die vorderingen vrijwel volledig toegewezen. De pachtkamer heeft de pachtovereenkomst ontbonden per 1 januari 2023 en de ontruiming bepaald op binnen 14 dagen erna. Verder heeft de pachtkamer Flevohoeve veroordeeld tot betaling binnen 14 dagen van een bedrag van bijna € 2.000.000 aan achterstallige pachtpenningen en nog een aantal bedragen die Flevohoeve in verband met de overname aan SWR schuldig was. De pachtkamer heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard zodat SWR het vonnis meteen kon uitvoeren. De uitvoerbaar bij voorraadverklaring heeft de pachtkamer niet van een toelichting voorzien.

2.3SWR heeft vervolgens bij exploot van 1 november 2022 betaling gevorderd van
€ 2.298.745,99 te vermeerderen met rente en kosten. Zij heeft diverse (derden)beslagen gelegd. Verder heeft zij aanstalten gemaakt om het gepachte rond 14 januari 2023 te laten ontruimen. In dit incident wil Flevohoeve bereiken dat haar betalingsverplichting wordt opgeschort en dat zij het gepachte niet hoeft te ontruimen.

2.4Het hof zal het incident afwijzen en legt hierna uit waarom.

Het oordeel van het hof

Schorsing van de betalingsverplichting

Een veroordeling is uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de pachtkamer in eerste aanleg. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de pachtkamer in eerste aanleg op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.

Kennelijke misslag

3.2Flevohoeve beroept zich op een kennelijke misslag maar dat betoog gaat niet op. Flevohoeve heeft bij de pachtkamer in eerste aanleg een tegenvordering ingesteld van € 1.839.000 in verband met schade door gebreken aan de stallen (vooruitlopend op de vaststelling van de totale schade in een schadestaatprocedure). Zij vindt dat de pachtkamer ten onrechte de schade niet heeft begroot en de vorderingen van de SWR daarmee niet heeft verrekend. Als de pachtkamer dat wel had gedaan, was de vordering van SWR per saldo veel lager, zo begrijpt het hof het standpunt van Flevohoeve.

De pachtkamer in eerste aanleg heeft zijn oordeel dat de schade in het geding niet kon worden begroot onder 4.28 van het vonnis inhoudelijk toegelicht. Flevohoeve had haar schade slechts onderbouwd met een rapport van Flynth. De pachtkamer heeft dat rapport onvoldoende bevonden omdat de schade over een ruimere periode is berekend dan de periode die de pachtkamer als schadeperiode aannam en is uitgegaan van meer gebreken dan de pachtkamer heeft vastgesteld. Verder heeft de pachtkamer overwogen dat in het rapport Flynth werd uitgegaan van een overgang van een melkveebedrijf naar een akkerbouwbedrijf, waaruit schade zou zijn voortgevloeid, maar dat het oorzakelijk verband tussen de gebreken en die overgang niet was toegelicht. Daarom waren er onvoldoende aanknopingspunten om de schade al meteen te begroten. Dat hier sprake is van een kennelijke misslag ziet het hof niet in.

Belangenafweging

3.4Het belang van SWR bij betaling van de geldsom is gegeven. Het gaat hier om een enorm bedrag, dat ongeveer gelijk staat aan vijf jaren pachtbetalingen waarvan Flevohoeve niets heeft voldaan. Haar beroep op opschorting/verrekening heeft de pachtkamer in eerste aanleg verworpen zodat het hof daarvan moet uitgaan. Verder valt niet in te zien dat Flevohoeve gedurende de afgelopen jaren niet ten minste de pachtbetalingen voor het land (250 ha) had kunnen voldoen. De grond heeft zij immers altijd kunnen gebruiken en gebruikt zij na het einde van het melkveebedrijf in september 2018 hoofdzakelijk voor de akkerbouw.

3.5Flevohoeve voert aan dat zij failliet gaat als zij het bedrag aan SWR moet betalen maar dat is geen doorslaggevend belang. SWR heeft inmiddels ruimschoots (derden)beslag laten leggen maar vrijwel niets aangetroffen. Op naam van Flevohoeve is een heel klein banksaldo getroffen. Onroerende goederen heeft Flevohoeve niet en de roerende zaken die zijn getroffen brengen maximaal € 6.000 op, aldus SWR. Flevohoeve noteert in het laatste jaarverslag een negatief eigen vermogen van ruim € 2.000.000. Gelet op de enorme schuld aan SWR en de toekomstige verplichtingen tot pachtbetalingen in combinatie met de onmogelijkheid voor Flevohoeve om SWR (af) te betalen, is een dreigend faillissement geen argument waarom SWR zou moeten wachten.

3.6Flevohoeve heeft nog aangevoerd dat als zij de exploitatie zou mogen voortzetten, derden bereid zouden zijn om de lopende pachtverplichtingen te voldoen. Dat aanbod is niet alleen te vaag maar lost ook niet het probleem op dat er al een schuld is van 2 miljoen euro aan achterstallige pachtbetalingen en Flevohoeve blijkbaar zelf niet in staat is om de pacht te betalen.

3.7Het hof kan er ook niet van uitgaan dat Flevohoeve een voldoende hoge tegenvordering heeft. De pachtkamer heeft wel gebreken aangenomen aan de stallen en ook dat daardoor schade zal kunnen zijn ontstaan, maar die schade zal naar het zich nu laat uitzien een stuk lager uitvallen dan Flynth heeft berekend, alleen al gelet op de kortere periode waarbinnen de schade is geleden (vgl. 4.54 uit het vonnis). Flynth is uitgegaan van de periode 2017 – 2020 voor het hele bedrijf, terwijl de pachtkamer heeft geoordeeld dat de stallen door stormen tijdelijk zijn beschadigd en dat dat schade kan opleveren:
- voor de transitiestal in de schadeperiode vanaf 18 januari 2018 tot en met 31 december 2022 (einde pachtovereenkomst);
- voor de serrestal in de schadeperiodes van 18 januari 2018 tot en met 31 oktober 2018 en van 18 februari 2022 tot en met 31 december 2022;
- en voor de arenastal vanaf de derde storm op 18 februari 2022 tot einde pachtovereenkomst.

3.8 De pachtpenningen van € 421.675 per jaar in jaar 1 zijn volgens de pachtkamer verschuldigd vanaf 1 september 2016 en staan dus al ruim zes jaren open. Daarover is Flevohoeve nog de wettelijke handelsrente verschuldigd tot de datum van betaling. Naast het openstaande bedrag van circa € 2.000.000 in hoofdsom, heeft SWR volgens de pachtkamer nog andere vorderingen die Flevohoeve moet voldoen. Gelet op deze feiten en omstandigheden is er geen grond om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen omdat Flevohoeve de vorderingen van SWR zal kunnen verrekenen. Daar komt bij dat de procedure over de hoogte van de schade nog moet beginnen.

Het komt er dus op neer dat Flevohoeve onvoldoende zekerheid kan bieden voor de betaling van de vorderingen van SWR. Van SWR kan niet gevergd worden om nog veel langer op haar geld te wachten.

Schorsing van de ontruiming

3.10Flevohoeve voert allereerst aan dat zij na een ontruiming geen bestaansrecht meer heeft en dat in dat geval haar faillissement dreigt. Op de redenen die hiervoor zijn genoemd, legt dat argument ook in dit kader echter onvoldoende gewicht in de schaal.

3.11Flevohoeve voert verder aan dat zij in het najaar gezaaid heeft en zij wil graag het gezaaide in het voorjaar/de zomer oogsten. SWR heeft daartegen aangevoerd dat Flevohoeve rond het vonnis van de pachtkamer heeft gezaaid en dus op eigen risico. Verder voert zij aan dat zij zelf in staat is om het gezaaide te oogsten als de grond pachtvrij is.

3.12Naar de huidige stand van zaken weegt het belang van SWR om weer over het gepachte te kunnen beschikken vanwege de exploitatiemogelijkheden die dat biedt, zwaarder dan het belang van Flevohoeve om het gezaaide te kunnen oogsten. Verder heeft SWR gelijk dat de oogst van Flevohoeve in 2023 zal moeten toekomen aan SWR ter afbetaling van de schuld en dat kan ook in natura.

3.13Andere belangen bij de schorsing van de ontruiming heeft Flevohoeve niet gesteld. Naar het hof begrijpt, zijn de stallen gebruikt voor de stalling van waterbuffels van een derde die per 1 november 2022 is vertrokken. Flevohoeve heeft in elk geval geen belang bij de opstallen aangevoerd.

De conclusie

3.14Het hof wijst de incidentele vordering af en zal Flevohoeve als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het incident veroordelen.

3.15Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

De beslissing

Het hof, recht doende:

in het incident

wijst de vordering af;

veroordeelt Flevohoeve in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SWR vastgesteld op € 1.114 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

in de hoofdzaak in hoger beroep:

bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt;

houdt verder iedere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse J.H. Lieber en H.L. Wattel, en de deskundige leden ing. P. Kerkstra en ing. C.R.M. van Wijk, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023.

Artikel delen