Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

In de Wabo is nog een aantal bijzondere regels opgenomen met betrekking tot het in werking treden van een omgevingsvergunning bij samenloop met beschikkingen op aangewezen regelgeving. Zo is in artikel 6.2a van de wet opgenomen dat een omgevingsvergunning niet in werking treedt als het een activiteit betreft waarvoor een archeologische monumentenvergunning is vereist en deze vergunning nog niet in werking is getreden.1

Dit vergunningstelsel is niet geïntegreerd in de omgevingsvergunning. Om te voorkomen dat archeologische waarden worden vernietigd is coördinatie vereist.

Op grond van artikel 6.2c Wabo treedt een omgevingsvergunning voor bouwen niet in werking als er een vermoeden is dat de grond waarop wordt verbouwd ernstig is verontreinigd. De vergunning treedt pas in werking als:

  • gebleken is dat geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging;

  • is ingestemd met een saneringsplan en dat plan in werking is getreden;

  • melding is gedaan van het voornemen tot sanering op grond van artikel 39b lid 3 Wet bodembescherming en de termijn uit lid 4 van dat artikel is verstreken.2

Artikel 6.3 Wabo regelt het in werking treden van de gefaseerde vergunning. Op die vergunning zijn de regels uit hoofdstuk 6 onverkort van toepassing, met dien verstande dat de dag van in werking treden van de laatste afzonderlijke beschikking bepalend is voor het in werking treden.

Figuur 3.2 In werk treden omgevingsvergunning

Het betreft de zogeheten BUS-melding. BUS staat voor Besluit Uniforme Saneringen. Wanneer een aangetroffen bodemverontreiniging niet complex is, kan worden volstaan met het melden van de sanering en is geen beschikking nodig op een saneringsplan. De sanering kan worden gestart vijf weken na indiening van de melding, of indien het gaat om tijdelijk uitplaatsen vijf dagen na indiening van de melding. In deze proceduretijd wordt door het bevoegd gezag alleen getoetst of terecht de procedure van ‘BUS’ wordt gevolgd. Hiervan wordt binnen vier weken bericht gegeven.

1 Artikel 6.2a: “Onverminderd artikel 6.1 treedt een omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, g of h, indien voor die activiteit tevens een vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet is vereist, niet eerder in werking dan nadat die vergunning in werking is getreden.”

2 Het betreft de zogeheten BUS-melding. BUS staat voor Besluit Uniforme Saneringen. Wanneer een aangetroffen bodemverontreiniging niet complex is, kan worden volstaan met het melden van de sanering en is geen beschikking nodig op een saneringsplan. De sanering kan worden gestart 5 weken na indiening van de melding, of indien het gaat om tijdelijk uitplaatsen 5 dagen na indiening van de melding. In deze proceduretijd wordt door het bevoegd gezag alleen getoetst of terecht de procedure van ‘BUS’ wordt gevolgd. Hiervan wordt binnen 4 weken bericht gegeven.