Hoofdstuk 3 Wabo gaat over de voorbereiding van de vergunning en begint uiteraard met het indienen van een (ontvankelijke) aanvraag. Uitgangspunt is dat een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project wordt uitgevoerd. In de uitzonderingsgevallen waarin het college niet bevoegd is (zie paragraaf 3.3.2), moet de aanvraag worden doorgestuurd naar het bevoegd gezag (artikel 2:3 Awb). In dat geval kan de aanvrager de aanvraag ook zelf bij het bevoegd gezag indienen. Het betreffende bevoegd gezag, GS of een minister, dient dan wel een afschrift van de aanvraag te sturen aan het college van de gemeente (of gemeenten) waar het project wordt uitgevoerd vanwege de rol van het college als wettelijk adviseur (paragraaf 3.7.2).
Aan vrijwel alle projecten zitten gemeentelijke aspecten. Door de indiening van de aanvraag of een kopie daarvan bij de gemeente, is de gemeente altijd snel op de hoogte van de start van de procedure. Dit kan de snelheid van advisering over de aanvraag bevorderen.
De gemeente of het bevoegd gezag waar de aanvraag is ingediend moet de aanvrager een ontvangstbevestiging sturen. Wanneer de aanvraag digitaal wordt ingediend via het Omgevingsloket Online wordt de ontvangstbevestiging automatisch verstuurd. Vervolgens stuurt het bevoegd gezag de mededeling dat het bevoegd is op de aanvraag te beslissen en welke procedure zal worden gevolgd. Aangezien in de meeste gevallen de aanvraag bij de gemeente wordt ingediend en het college van B&W bevoegd gezag is, kunnen de ontvangstbevestiging en de mededeling dan worden gecombineerd. Naast de kennisgeving wie bevoegd is, moet de mededeling op grond van artikel 3.1 lid 3 Wabo ook nog de volgende informatie bevatten:
welke procedure van toepassing is op de voorbereiding van het besluit;
welke beslistermijn geldt;
welke rechtsmiddelen openstaan tegen het besluit;
(als de reguliere voorbereidingsprocedure geldt (zie paragraaf 3.6.2)) dat een beschikking van rechtswege ontstaat, als niet tijdig wordt beslist.
Consequentie hiervan is dat al een globale inhoudelijke toetsing moet plaatshebben om te beoordelen welke procedurele weg bewandeld moet worden. Immers wanneer niet alle onlosmakelijke activiteiten zijn opgenomen, kan blijken dat door een dergelijke activiteit een andere procedure geldt of een ander bestuursorgaan bevoegd gezag is. Aangezien deze kennisgeving ‘onverwijld’ moet worden gedaan, betekent dit dat een en ander goed moet zijn ingeregeld in de gemeente opdat zorgvuldigheid en snelheid zijn gewaarborgd.
In een aantal gevallen moet de beslissing op de aanvraag worden aangehouden (artikel 3.3 Wabo). Dit betreft met name de situatie dat nieuwe ruimtelijke kaders in ontwikkeling zijn en dat in afwachting hiervan ongewenste ontwikkelingen moeten worden voorkomen. Bij de bespreking van de verschillende vakgebieden komen wij hierop terug.
De Wabo kent twee voorbereidingsprocedures, de reguliere en de uitgebreide. Uitgangspunt is dat de reguliere voorbereidingsprocedure geldt, tenzij sprake is van een complexere activiteit waardoor er meer tijd nodig kan zijn. In die in de wet gespecificeerde gevallen geldt de uitgebreide procedure. De uitgebreide procedure geldt uitsluitend voor de expliciet in artikel 3.10 beschreven activiteiten. Daarbij moet wel worden benadrukt dat een aanvraag die meerdere activiteiten omvat en waarbij voor één deelactiviteit de uitgebreide procedure van toepassing is, in zijn geheel de uitgebreide procedure moet doorlopen.