Grond en baggerspecie vallen in principe onder de definitie van bouwstof. Het beleid ten aanzien van bouwstoffen, zoals is geregeld in hoofdstuk 3 van het Besluit bodemkwaliteit, is hierop echter expliciet niet van toepassing. De reden daarvoor is dat grond en baggerspecie afkomstig zijn uit de bodem en daar opnieuw onderdeel van uit kunnen gaan maken. Het Besluit bodemkwaliteit maakt het verplaatsen van aanwezige verontreinigingen in grond en baggerspecie mogelijk. Dit is een andere benadering dan het beleid ten aanzien van bouwstoffen; bouwstoffen hebben veelal niet eerder in de toegepaste vorm deel uitgemaakt van de bodem en het beleid in hoofdstuk 3 van het Besluit bodemkwaliteit is hoofdzakelijk preventief van aard.
Hoofdstuk 4 van het Besluit bodemkwaliteit (artikelen 34-64) heeft betrekking op het toepassen van grond en baggerspecie. In hoofdstuk 1 van het Besluit bodemkwaliteit zijn de volgende definities opgenomen:
“Grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.”
“Baggerspecie: materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.”
Grond is op grond van het Besluit bodemkwaliteit dus niet hetzelfde als bodem zoals dat onder meer in de Wet bodembescherming is gedefinieerd (“het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen”).
In hoofdstuk 1 van dit boek is voor bodemverontreiniging al een onderscheid gemaakt tussen diffuse verontreiniging en lokale verontreiniging. Bij lokale verontreiniging (puntbronnen, “hot spots”) is er veelal sprake van ernstige bodemverontreiniging die voor sanering in aanmerking komt. Het Besluit bodemkwaliteit heeft betrekking op de toepassing van diffuus verontreinigde grond en baggerspecie, voor zover deze afkomstig is van bodems die geen bedreiging vormen voor mens, natuur of milieu.
Net als voor bouwstoffen mag er een bepaalde mate van verontreinigingen (bodemvreemd materiaal) in grond of baggerspecie aanwezig zijn. In artikel 34, lid 2, van het Besluit bodemkwaliteit is bepaald dat: “Voor de toepassing van dit besluit wordt onder grond of baggerspecie mede verstaan, grond of baggerspecie die is vermengd met ten hoogste 20 gewichtsprocenten bodemvreemd materiaal.” Het Besluit bodemkwaliteit bevat geen definitie van “bodemvreemd materiaal” hetgeen in de praktijk tot interpretatiediscussie kan leiden zoals ook blijkt uit deze uitspraken.
Rechtbank Arnhem 1 november 2011, AWB 11/830, ECLI:NL:RBARN:2011:BU9551
In deze uitspraak gaat het om de vraag of een partij baggerspecie met (grove) planten – en wortelresten moet worden aangemerkt als baggerspecie in de zin van het Bbk. De rechtbank overweegt: “Tussen partijen is niet in geschil dat de betreffende baggerpartij (grove) planten- en wortelresten bevatte. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen planten- en wortelresten niet worden aangemerkt als organisch materiaal als bedoeld in de definitieomschrijving van baggerspecie, zoals deze in artikel 1 van het Bbk is neergelegd. Van een organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, is namelijk geen sprake. Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat in dit geval ook niet kan worden gesproken van bodemvreemd materiaal als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van het Bbk. In de nota van toelichting bij het Bbk is aangegeven dat het hier gaat om materiaal dat doorgaans in grond en baggerspecie kan worden aangetroffen. Dit kunnen zowel minerale bestanddelen (zoals puin, vliegas, slakken) als niet-minerale bestanddelen (zoals glas, plastic, behandeld en onbehandeld hout) zijn. De rechtbank concludeert hieruit dat het bij bodemvreemd materiaal gaat om niet-organische bestanddelen. De in geding zijnde baggerpartij kan derhalve niet worden gekwalificeerd als baggerspecie in de zin van de artikelen 1 en 34, tweede lid, van het Bbk.”
Rechtbank Alkmaar 8 december 2011, AWB 11 / 204, ECLI:NL:RBALK:2011:BU8419
Een boer verspreidt baggerspecie uit een watergang over de aan deze watergang grenzende percelen (artikel 35 onder f Bbk). De baggerspecie bevat ook bodemvreemde materiaal, zoals ijzer, hout en autobanden maar het aandeel bodemvreemd materiaal is minder dan 20%. De rechtbank oordeelde dat de specie conform het Bbk wordt toegepast maar dat er wel strijdigheid ontstaat met een regel uit het bestemmingsplan: “De rechtbank is verder van oordeel, mogelijk anders dan verweerder heeft doen blijken, dat de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal, zoals ijzer, hout en autobanden, in baggerspecie niet kan worden beschouwd als gebruik ten behoeve van agrarisch gebruik en beheer van gronden als bedoeld in artikel 4, lid 26, van de planvoorschriften. Ook al bevat baggerspecie niet meer dan 20 gewichtsprocenten bodemvreemd materiaal en mag dit in het kader van het Besluit bodemkwaliteit op landbouwgronden worden gebruikt, betekent dit niet dat er geen beperkingen op grond van andere regelgeving van toepassing kunnen zijn. In dit geval vloeit een dergelijke beperking voort uit het bepaalde in artikel 4, lid 26, van de planvoorschriften, dat een stort- of bergplaats van bodemvreemd materiaal dat niet ten dienste van de agrarische bestemming is, verbiedt. Dit betekent dus dat het ongezeefd laten liggen van baggerspecie met bodemvreemd materiaal op grond van evengenoemd planvoorschrift niet is toegestaan.”
Bij bodemvreemde materialen gaat het blijkens de nota van toelichting op het Besluit bodemkwaliteit alleen om minerale materialen of niet-minerale bestanddelen, maar dus niet om organisch materiaal. Uiteraard moet het ook gaan om materiaal dat al in de bodem zit als het wordt afgegraven (“bodemvreemd”). Het is niet de bedoeling dat er bodemvreemd materiaal wordt bijgevoegd. Wanneer niet aan de definitie van grond of baggerspecie wordt voldaan of wanneer het maximaal toegestane percentage bodemvreemd materiaal wordt overschreden, dan kan het materiaal niet worden toegepast als grond of baggerspecie in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Om het probleem met een te hoog percentage bodemvreemd materiaal op te lossen zou het kunnen worden gezeefd of anderszins gescheiden, zodat het percentage bodemvreemd materiaal onder de 20 gewichtsprocent wordt gebracht.
In artikel 35 van het Besluit bodemkwaliteit is expliciet bepaald op welke handelingen met grond en baggerspecie het Besluit bodemkwaliteit ziet (nuttige toepassingen). In paragraaf 8.4 is reeds uitgebreid op de relevantie van het onderscheid tussen verwijdering en nuttige toepassing ingegaan.
Meldplicht
Voor grond en baggerspecie geldt de meldingsplicht voor alle toepassingen (inclusief kortdurende en tijdelijke opslag). Dit moet ten minste vijf werkdagen van tevoren worden gedaan bij de Minister (artikel 42, Bbk). De Minister moet deze gegevens onverwijld doorsturen naar het bevoegd gezag van het Besluit bodemkwaliteit (artikel 42, lid 7, Bbk).
De meldplicht geldt niet voor (artikel 42, lid 8 en artikel 36, lid 3, Bbk):
de toepassing van grond of baggerspecie door natuurlijke personen (particulieren);
het toepassen van grond of baggerspecie binnen een landbouwbedrijf indien de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel grond waar de grond of baggerspecie wordt toegepast;
het toepassen van schone grond en baggerspecie (die de achtergrondwaarden niet overschrijdt) in hoeveelheden kleiner dan 50 m³;
het tijdelijk verplaatsen of uit de toepassing wegnemen van grond of baggerspecie, indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht.