Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Het arbeidsomstandighedenrecht omvat het geheel van normen dat gericht is op het beschermen van de werknemer tegen de gevolgen van verrichten van arbeid die zijn veiligheid en gezondheid (kunnen) bedreigen.

Een belangrijk deel van het toezicht en handhaving op het asbestverwijderingsproces vindt plaats binnen het wettelijk kader van het arbeidsomstandighedenrecht. Tevens kan uit de Arbowet en -regelgeving het asbestverwijderingsprocesproces van begin tot eind worden afgeleid dat moet worden gevolgd. Dat proces wordt hierna beknopt weergegeven.

Proces van asbestverwijdering

Het proces van een asbestsanering bestaat uit verschillende onderdelen, waarbij meerdere partijen zijn betrokken. Kort en goed wordt het asbest eerst (1) geïnventariseerd, daarna (2) gesaneerd en vervolgens vindt (3) de eindbeoordeling plaats.

De partijen – (1) de inventariseerder, (2) de saneerder en (3) het laboratorium – staan los van elkaar, mogen niet onderling zijn verbonden en hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid. Dit om te waarborgen dat een asbestsanering volgens de daarvoor geldende regels wordt uitgevoerd.


Ad.1)

Inventariseren

Stap één in het asbestverwijderingsproces is het inventariseren of asbest aanwezig is, en zo ja, wat voor soort asbest en in welke staat dit verkeert. Bij (kort gezegd) de verwijdering van asbest of asbesthoudende toepassing uit een bouwwerk, object of na een incident verplicht artikel 4.54a, lid 1 Arbobesluit om voorafgaand aan de uitvoering daarvan een asbestinventarisatie te laten plaatsvinden.1

De verantwoordelijkheid voor het hebben van een inventarisatierapport rust op de werkgever. Buiten het kader van de arbeidsomstandigheden rust die verplichting tevens op de eigenaar van het asbest. Dit volgt uit de artikelen 3 en 5 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

Alleen een bedrijf dat in het bezit is van een zogenaamd procescertificaat, mag een dergelijke inventarisatie uitvoeren. Bij de inventarisatie is het gecertificeerde bedrijf gehouden aan de normen die voor haar gelden uit het ‘Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering’. Dat schema is als Bijlage XIIIa opgenomen bij artikel 4.27 Arboregeling. In het certificatieschema staan de regels waaraan een inventariseerder zich moet houden bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.

Ook de werknemers die de inventarisatie uitvoeren en het asbestinventarisatierapport opstellen, dienen in het bezit te zijn van een persoonscertificaat. Deze werknemers worden Deskundig Inventariseerder Asbest (DIA) genoemd. De DIA neemt van alle asbestverdachte materialen een monster. De genomen monsters worden vervolgens door een laboratorium geanalyseerd om vast te stellen of, en zo ja, welk soort en in welke mate asbest is aangetroffen. Dit is vervolgens van belang voor het saneringsadvies dat het inventarisatiebureau voorstelt in de rapportage.

Vervolgens voert de DIA de gegevens in het zogenaamde ‘SMA-rt’2

systeem. Dit is een digitaal systeem voor het bepalen welke risicoklasse op de werkzaamheden van toepassing is. Per aangetroffen asbestbron vermeldt het inventarisatierapport de risicoklasse indeling die uit de SMA-rt volgt.

Onderscheid wordt gemaakt in risicoklasse 1, 2 en 2A. De indeling van de risicoklasse is van belang voor de bepaling welke specifieke voorschriften uit het Arbobesluit van toepassing zijn op de asbestsaneringswerkzaamheden. Dit blijkt uit artikel 4.46 en artikel 4.48 Arbobesluit.


Ad. 2)

Saneren

Nadat een asbestinventarisatierapport is opgesteld, kan het asbest worden verwijderd. Voor het werken met asbest zijn de aanvullende voorschriften in het Arbobesluit van toepassing in afdeling 5 van hoofdstuk 4.

Wanneer asbest hechtgebonden is en in goede staat verkeert zal bij beroering, trillingen en dergelijke geen asbestvezels vrij kunnen komen. Als het werk eenvoudig, routinematig en zonder breuk kan worden uitgevoerd, zal er in deze gevallen nagenoeg geen asbest vrijkomen. Deze werken vallen onder risicoklasse 1. Daarop zijn de bepalingen van artikel 4.45 tot en met 4.47c Arbobesluit van toepassing. Bijvoorbeeld is de werkgever verplicht om preventieve maatregelen te treffen door het asbestafval zo spoedig mogelijk te verpakken en af te voeren.3

De concentratie asbestvezels in de lucht die wordt ingeademd mag in die gevallen niet uitstijgen boven 2.000 vezels per kubieke meter lucht, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag.

Wanneer op grond van het inventarisatierapport een overschrijding wordt verwacht van deze grenswaarde, dan zijn de werkzaamheden ingedeeld in risicoklasse 2. In dat geval zijn naast de hiervoor genoemde normen tevens de bepalingen uit artikel 4.48a tot en met 4.53 Arbobesluit van toepassing. In dat geval vinden de werkzaamheden met asbest veelal plaats onder zeer uiteenlopende en/of complexe omstandigheden. De betrokken werknemers dienen dan dus verdergaand te worden beschermd. Uit artikel 4.48a Arbobesluit volgt bijvoorbeeld dat de werkgever passende ademhalingsapparatuur en andere persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking moet stellen en het gebruik daarvan moet verplichten.

Voor amfibole asbestvezels geldt, naast de hiervoor genoemde normen, dat een verzwaarde eindbeoordeling moet plaatsvinden, bij een overschrijding van de grenswaarde als bedoeld in artikel 4.46 Arbobesluit. In die gevallen is namelijk sprake van risicoklasse 2A. Dit betekent dat bij de eindbeoordeling op grond van artikel 4.53a Arbobesluit, ook de aanliggende ruimten van de ruimte waaruit het asbest is verwijderd, moeten worden beoordeeld op het asbestgehalte in de lucht.

Bij asbestwerkzaamheden die zijn ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A, geldt tevens dat de werkzaamheden moeten plaatsvinden door een bedrijf dat in het bezit is van een procescertificaat. Net als het asbestinventarisatiebedrijf is het gecertificeerde saneringsbedrijf gehouden aan de normen die voor haar gelden uit Bijlage XIIIa. Een asbestsaneringsbedrijf moet zijn werkzaamheden uitvoeren overeenkomstig die regels. Ook voor deze bedrijven geldt dat de werknemers die de saneringshandelingen uitvoeren een persoonscertificaat moeten bezitten. Deze werknemers worden Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA) of Deskundig Asbestverwijderaar (DAV) genoemd. Voor asbestwerkzaamheden die zijn ingedeeld in risicoklasse 1 geldt geen certificatieplicht. Dit volgt uit artikel 4.54d Arbobesluit.


Ad. 3)

Eindbeoordeling

Als het gecertificeerde asbestsaneringsbedrijf (bijna) klaar is met zijn werkzaamheden schakelt het een laboratorium in. Dat gebeurt nadat de arbeidsplaats is schoongemaakt en voordat het werk wordt opgeleverd. Deze beoordeling door een laboratorium is verplicht op grond van artikel 4.51a Arbobesluit. De meetmethode is – anders dan voor inventarisatie en sanering – niet in de Arboregeling vastgesteld. De eindbeoordeling kan geschieden aan de hand van het de instructies uit het document NEN 2990, maar dat is dus niet wettelijk verplicht. Een laborant van het laboratorium beoordeelt of alle asbesthoudende materialen die in het inventarisatierapport staan vermeld, (op de juiste wijze) zijn verwijderd.

Nadat een ruimte of gebied door een laborant is beoordeeld, kan dit weer door eenieder (zonder persoonlijke beschermingsmiddelen) worden betreden. Daarmee is het asbestsaneringsproces ten einde gekomen. Op dat moment is de ruimte of het gebied asbestveilig, mag de ruimte of het gebied weer door eenieder worden betreden en mogen andere (niet asbest gerelateerde) werkzaamheden in die ruimte of dat gebied ook weer plaatsvinden.

1 Tenzij sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 4.54b Arbobesluit.

2 SMA-rt staat voor: StoffenManager Asbest Risico-indelingsTechniek.

3 Artikel 4.45, lid 1 jo. lid 2, onder d Arbobesluit.