Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

“Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.”

Over het begrip openbaar toegankelijk gebied is al veel te doen geweest. De kenmerkende onderdelen van dit begrip zijn: groen, weg en water.

En het begrip heeft alles te maken met de voor-achterkant benadering. De zorg voor de ruimtelijke kwaliteit van het publieke domein.

Onder groen moet worden verstaan wat er in het normaal spraakgebruik daaronder moet worden verstaan, zoals parken, plantsoenen, speelveldjes. Daarbij geldt dat dit groen voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn, in ieder geval voor een groot deel van het jaar, zo niet het gehele jaar. Openbaar toegankelijk wordt daarbij vaak vergeleken met: bedoeld om te betreden.

Zo zal een weiland of een “privé” bosje niet als openbaar toegankelijk gebied worden beschouwd omdat deze niet vrij toegankelijk zijn en bedoeld om te betreden. Uit de toelichting blijkt ook dat een bos in het algemeen niet beschouwd moeten als openbaar toegankelijk gebied. Ook een sportterrein is geen openbaar toegankelijk gebied.

Het zogenaamde snippergroen, restgroen of overhoekjes worden niet gezien als openbaar toegankelijk gebied. De stukjes groen op de kopse kant van een woning die vaak in eigendom bij de gemeente zijn. Deze stroken groen zijn in principe niet bedoeld om te betreden, zijn vaak ook niet voorzien van een looppad.

Snippergroen moet niet verward worden met de bestemming van een dergelijke groenstrook in het bestemmingsplan, bijvoorbeeld “groenvoorziening”. Het bestemmingsplan zegt iets over het gebruik van de grond en eventuele bebouwingsmogelijkheden maar zegt niet of een dergelijke bestemming/strook ook openbaar toegankelijk gebied in het kader van de Bijlage is.

Ook al is snippergroen geen openbaar groen, dit betekent niet altijd dat daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde “niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd”.

Dat heeft ermee te maken dat ook de openbare weg tot openbaar toegankelijk gebied kan behoren. Op het moment dat snippergroen nadrukkelijk deel uitmaakt van de weg kan deze strook wel deel uit maken van het openbaar toegankelijk gebied, het snippergroen mag de relatie weg versus openbaar toegankelijk gebied niet verbreken.

In de definitie van het openbaar toegankelijk gebied wordt aangegeven wat onder weg moet worden verstaan, namelijk: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Uit het begrip volgt dat bijvoorbeeld de stoep of een parkeerplaats als dat grenst aan de weg tot de weg moet worden gerekend en dan openbaar toegankelijk gebied is. Een strook snippergroen langs een weg, welke als berm beschouwd kan worden, is ook openbare weg.

Doordat de berm tot de weg kan behoren en dus van invloed kan zijn op het vergunningvrij bouwen kunnen daar ook weer de nodige interpretatieverschillen over ontstaan. Als hulpmiddel kan daarbij het bestemmingsplan dienen. Als een groenstrook, bijvoorbeeld tussen de weg en een voet- of fietspad behoort tot de bestemming verkeer(s doeleinden) dan behoort deze groenstrook duidelijk tot de openbare weg.

Wat niet tot de weg wordt gerekend, zijn brandgangen, achterpaden en zijpaden. Dat volgt uit de toevoeging in de begripsbepaling: met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

De berging is een bijbehorend bouwwerk in een achtererfgebied in de zin van


artikel 1 van Bijlage II bij het Bor.


De berging voldoet aan de in artikel 2, aanhef en derde lid, onder b, van Bijlage II gestelde eisen. Achter de berging bevindt zich een pad dat toegang verschaft tot de berging en parallel daaraan een haag met een groenstrook, alsmede een voetpad dat dient ter ontsluiting van de achtererven van de daar aanwezige percelen. Deze gronden, met een breedte van meer dan 1 meter, zijn evenwel niet aan te merken als openbaar toegankelijk gebied in de zin van artikel 1 van Bijlage II bij het Bor.
1

Vrij recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State zich uitgesproken over openbaar toegankelijk gebied in relatie tot een voetpad. Aanleiding was een handhavingsverzoek over de plaatsing van een berging en erfafscheiding. De kwestie speelde in Amsterdam. De woning maakt deel uit van een nagenoeg vierkant bouwblok dat bestaat uit vier woningen op de hoek van de Boomgaardlaan en het Kampervenuspad. De voordeuren zijn gerealiseerd aan verschillende zijden van het bouwblok, zodat de vier woningen ieder met een zijkant en de achterkanten aan de andere woningen grenzen.

De gemeente had het verzoek om handhaving afgewezen. Leidend hierbij was dat de gemeente in een beleidsnotitie een nadere uitleg heeft gegeven voor vergunningvrije bouwwerken in deze woonwijk. In deze beleidsnotitie werd onder meer bepaald dat deze woning beschikt over meerdere voorgevelrooilijnen. Op grond van deze beleidsnotitie zou dan de berging in het achtererfgebied zijn gelegen en vergunningvrij zijn.

[appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de erfafscheiding niet is gelegen achter de voorgevelrooilijn en dat de schuur niet is gelegen in het achtererfgebied en bovendien grenst aan openbaar toegankelijk gebied, zodat deze niet omgevingsvergunningvrij kunnen worden opgericht. Daartoe voert hij aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte het uitvoeringsbeleid aan het besluit van 9 februari 2011, dat bij besluit van 9 november 2011 in stand is gelaten, ten grondslag heeft gelegd. In dit uitvoeringsbeleid is op een onjuiste wijze de voorgevelrooilijn en de ligging van het achtererfgebied vastgesteld, aldus [appellant]. Hij voert voorts aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de schuur grenst aan het voor zijn woning gelegen voetpad dat moet worden aangemerkt als openbaar toegankelijk gebied.

De staatsraad geeft als eerste zijn oordeel over het beleid van de gemeente in relatie tot het Bor.

Het uitvoeringsbeleid dat het college aan het besluit van 9 februari 2011, dat bij besluit van 9 november 2011 in stand is gelaten, ten grondslag heeft gelegd, moet, gelet op de ter zitting door het college daarover gegeven toelichting, worden aangemerkt als een uitleg van het Bor ten behoeve van de toepassing daarvan voor de wijk De Bongerd, waarin het perceel is gelegen. Het antwoord op de vraag of een bouwwerk voldoet aan de in het Bor opgenomen regels vloeit echter voort uit de wet. Aan de in het uitvoeringsbeleid opgenomen vaststelling van de ligging van de voorgevelrooilijn en het voor- en achtererfgebied, kan daarom niet de betekenis toekomen die het dagelijks bestuur daaraan gehecht wenst te zien. De Afdeling zal evenwel nagaan of de door het dagelijks bestuur vastgestelde ligging van de voorgevelrooilijn en van het voor- en achtererfgebied in dit geval juist is.

De staatsraad oordeelt dat de beleidsnotitie in dit concrete geval de ligging van de voorgevelrooilijn anders bepaalt dan het Bor, maar dat het Bor bepalend is. Gevolg is dan ook dat de bouwwerken niet op het achtererfgebied zijn gelegen. Maar wat in deze uitspraak interessanter is, is hetgeen de staatsraad overweegt ten aanzien van het voetpad dat aan het erf grenst, is dit voetpad wel of niet openbaar toegankelijk gebied.

Daargelaten of de schuur is gelegen in het achtererfgebied, wordt overwogen dat deze grenst aan een haaks op de Boomgaardlaan gelegen voetpad. Dit voetpad, dat openbaar toegankelijk is, verbindt de Boomgaardlaan met een, vanaf de Boomgaardlaan gezien, achter het bouwblok gelegen openbaar toegankelijk parkeerterrein dat per auto bereikbaar is vanuit het Kampervenuspad. Ook wordt het voetpad gebruikt om van het Kampervenuspad naar de Boomgaardlaan te gaan en andersom. Gelet hierop is het voetpad, hoewel het mede wordt gebruikt ter ontsluiting van het perceel van [appellant], niet uitsluitend bedoeld ter ontsluiting van percelen. Het voetpad kan derhalve niet worden aangemerkt als een weg die uitsluitend bedoeld is voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van bijlage II bij het Bor en moet derhalve, anders dan de rechtbank heeft overwogen, worden aangemerkt als openbaar toegankelijk gebied in de zin van bijlage II bij het Bor. Nu de schuur op een afstand van minder dan één meter vanaf het voetpad is gerealiseerd en ter plaatse redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, is niet voldaan aan een of meer van de in artikel 2, aanhef en onder 3, onder c, van bijlage II bij het Bor genoemde voorwaarden. De schuur mocht reeds daarom evenmin omgevingsvergunningvrij worden opgericht. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2

Onder het Bblb moest groen letterlijk opgevat worden. Groen is geen blauw en dus werd water niet als openbaar gebied gezien. Onder de Wabo werd water, mits het openbaar is, wel beschouwd als behorend bij het openbaar toegankelijk gebied. Hiermee wordt voorkomen dat bijbehorende bouwwerken op oevers worden gebouwd zonder vergunning. Zeker na de opkomst van “wonen aan het water” werd deze toevoeging als noodzakelijk beschouwd. Bij openbaar water moet het wel echt om water gaan, al dan niet permanent aanwezig, bruikbaar op een normale wijze en toegestaan om het als zodanig te gebruiken. Zo zal een greppel, die regelmatig droog staat, niet beschouwd worden als openbaar toegankelijk water. Maar een brede sloot die bevaarbaar is en waar op geschaatst kan worden is wel openbaar toegankelijk water. Om die reden is het begrip vaarwater opgenomen om verwarring met slootjes en dergelijke te voorkomen. In de toelichting staat dat alleen bevaarbaar water tot openbaar toegankelijk gebied wordt gerekend, zoals een rivier, gracht, beek, kanaal of weteringen die geschikt zijn voor de scheepvaart. En onder scheepvaart moet ook begrepen worden de pleziervaart.

Wel openbaar toegankelijk water.

Geen openbaar toegankelijk water.

1 Zaaknummer 201010732/1/H1, Datum uitspraak: 13juli 2011, Afdeling bestuursrechtspraak.

2 Zaaknummer 201310463/1/A1, datum uitspraak: 3 september 2014, Afdeling bestuursrechtspraak.