Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Het bestuursorgaan dat de onteigeningsbeschikking heeft gegeven dient de bestuursrechter te verzoeken deze te bekrachtigen. Dit verzoek om bekrachtiging moet worden gedaan bij de bestuursrechter. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Deze specifieke, nieuwe, bestuursrechtelijke procedure is na de consultatiefase toegevoegd om te waarborgen dat het uitgesloten is dat een eigenaar wordt onteigend zonder dat de bestuursrechter zich heeft uitgesproken over de onteigening. Onteigening is immers de meest ingrijpende inbreuk die de overheid op het eigendomsrecht kan maken. De procedure dient dan ook met zorgvuldige waarborgen te zijn omkleed. In theorie zou het anders namelijk mogelijk zijn dat onteigening zou kunnen plaatsvinden zonder dat de eigenaar daartegen tijdig rechtsmiddelen heeft kunnen instellen (bijvoorbeeld bij langdurig verblijf in het buitenland, waardoor hem de kennisgeving behorende bij de 3.4-procedure zouden kunnen ontgaan).

De termijn waarbinnen het verzoekschrift tot bekrachtiging ingediend moet worden bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de onteigeningsbeschikking overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid onder a van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage is gelegd.

Belanghebbenden (o.a. eigenaren, erfpachters, huurders, pachters, zie artikel 16.97 van de Omgevingswet) kunnen bij de rechtbank schriftelijk bedenkingen inbrengen tegen de onteigeningsbeschikking, binnen zes weken. Ook deze termijn begint met ingang van de dag na die waarop de onteigeningsbeschikking ter inzage is gelegd. Er geldt geen getrapt stelsel voor het indienen van bedenkingen (art. 6:13 Awb). Belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend kunnen daarom in principe wel bedenkingen indienen.

De lijst van belanghebbenden, zoals opgenomen in artikel 16.97 van de Onteigeningswet is niet limitatief.

De bekrachtigingsprocedure is een nieuwe procedure (sui generis) die het bestuursrecht nog niet kent. Deze nieuwe wettelijke regeling vertoont overeenkomsten met de verzoekschriftprocedure voor schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten in de Algemene wet bestuursrecht (titel 8.4 Awb).

De bekrachtiging is een noodzakelijke voorwaarde voor de inwerkingtreding van de onteigeningsbeschikking. De rechter toetst of is voldaan aan de vereisten op het moment van de onteigeningsbeschikking (ex tunc) en ten tijde van zijn uitspraak (ex nunc). De wetgever heeft aangegeven, dat een intensieve toets door de rechter wordt gerechtvaardigd aangezien het hier gaat om ontneming van eigendom. De onteigeningsbeschikking treedt pas in werking nadat de uitspraak waarbij zij is bekrachtigd, is bekendgemaakt.

De rechtbank voert tijdens de bekrachtigingsprocedure ambtshalve een basistoets uit (artikelen 16.105 e.v. Omgevingswet). Ook als er geen bedenkingen zijn ingebracht wordt deze basistoets uitgevoerd, om te waarborgen dat niemand wordt onteigend zonder dat de rechter zich hierover heeft uitgesproken.

Deze basistoets omvat de volgende aspecten (artikel 16.107 Omgevingswet):

  1. Is de onteigeningsbeschikking volgens de wettelijke vormvoorschriften voorbereid?

  2. Is er een onteigeningsbelang?

  3. Is er een noodzaak tot onteigening?

  4. Is er sprake van urgentie?

Aan deze criteria moet worden voldaan op het moment waarop het bevoegd gezag de beschikking geeft en moet ook worden voldaan op het moment waarop de bestuursrechter de bekrachtiging uitspreekt. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt de onteigeningsbeschikking niet bekrachtigd en kan er niet onteigend worden. Een niet-bekrachtigde onteigeningsbeschikking heeft geen rechtsgevolgen.

Wanneer de rechter bevoegd is en het verzoek ontvankelijk is, kan hij het bekrachtigingsverzoek afwijzen of toewijzen (artikel 16.108 Omgevingswet). Er kan ook sprake zijn van een gehele of gedeeltelijke toewijzing van het bekrachtigingsverzoek. Op het verzoek tot bekrachtiging van de onteigeningsbeschikking zijn de meeste procesrechtelijke bepalingen uit de hoofdstukken 6 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (artikel 16.113 Omgevingswet).

Tegen de bekrachtigingsuitspraak van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikelen 16.117 e.v. Omgevingswet). Hoger beroep kan alleen worden ingesteld door een belanghebbende en het bestuursorgaan. Geen hoger beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bedenkingen tegen de onteigeningsbeschikking heeft ingebracht.

Hoger beroep dient te worden ingesteld binnen zes weken vanaf de dag nadat de rechtbank de bekrachtigingsuitspraak aan de belanghebbende heeft toegezonden. Een bekrachtigde onteigeningsbeschikking heeft nog geen onherroepelijke rechtskracht totdat de beroepstermijn ten de bekrachtigingsuitspraak is verstreken of totdat de Afdeling het hoger beroep tegen de bekrachtigingsuitspraak ongegrond heeft verklaard.

De Afdeling kan uitspraak doen op basis van het bepaalde in artikel 8:72 van de Algemene wet bestuursrecht (o.a. het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen). Daarnaast kan in de uitspraak ook worden bepaald dat het bestuursorgaan de door de belanghebbende betaalde griffierechten vergoedt als het hoger beroep ongegrond is (artikel 16.110 Omgevingswet).

Alleen in hoger beroep kan een voorlopige voorziening worden gevraagd (niet tijdens de bekrachtigingsprocedure bij de Rechtbank).