Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Feiten zijn belangrijk. Het is immers wat iemand in het dagelijks leven en ook in het rechtsverkeer als eerste kan waarnemen. Is er eenmaal sprake van houderschap (feitelijk waar te nemen), dan koppelt de wetgever daaraan het vermoeden van bezit.1 In het algemeen is er sprake van bezit als er van een zaak gebruik wordt gemaakt alsof de bezitter de rechthebbende is.2

Met andere woorden: de wet gaat er vanuit dat er sprake is van bezit, als de bezitter niet alleen de feitelijke macht heeft over een zaak, maar zich ook gedraagt alsof hij of zij eigenaar is. De bezitter is dus iemand die niet alleen zich gedraagt als houder (feitelijk), maar dat ook doet met een bepaalde bedoeling of wil, namelijk om voor zichzelf te bezitten (wil). Bezit gaat dus een belangrijke stap verder dan alleen feitelijke heerschappij.

Voor bezit is daarom méér vereist dan alleen een feitelijk toestand (machtsuitoefening). Er moet ook een bepaalde wil zijn: bezit is het houden voor zichzelf. Bezit wekt de suggestie van een eigen recht:

Om een goed in bezit te nemen is ingevolge art. 3:113 BW vereist dat men zich over dat goed de feitelijke macht verschaft (lid 1). Wanneer een goed in bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende (lid 2). Noodzakelijk is dat de bezitter zich gedraagt alsof hij eigenaar is, terwijl daarnaast duidelijk moet zijn dat de macht van de oorspronkelijke bezitter over dat goed is geëindigd.3

De wet bepaalt dat de eigendom van een onroerende zaak, zoals grond, overgaat op het moment dat de oude eigenaar het bezit van de grond overdraagt aan de nieuwe eigenaar. Niet het betalen van de koopsom doet eigendom overgaan, maar de overdracht van bezit. Bezit wordt dus door een (nieuwe) eigenaar verworven, zoals bij eigendomsoverdracht, maar bezit kan ook verloren gaan. Een bezitter van een goed verliest het bezit wanneer hij het goed kennelijk prijsgeeft of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt.4

We zullen verderop in dit boek zien of dat wel mogelijk is, het prijsgeven van een onroerende zaak.

Hoe belangrijk de feiten ook zijn, daaruit kan men hooguit een of andere vorm van houderschap afleiden. Als er sprake is van bezit, dan koppelt de wet daaraan bepaalde vermoedens.

Artikel 3:119 BW

  1. De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn.

  2. Ten aanzien van registergoederen wijkt dit vermoeden, wanneer vast komt te staan dat de wederpartij of diens rechtsvoorganger te eniger tijd rechthebbende was en dat de bezitter zich niet kan beroepen op verkrijging nadien onder bijzondere titel waarvoor inschrijving in de registers vereist is.

De aanwezigheid van bezit kan leiden tot de volgende stap: het eigendomsrecht. Dat is de bedoeling van artikel 3:119 lid 1 BW. De wet kiest er voor om de bezitter van een goed te beschermen, door te vermoeden dat deze ook rechthebbende zal zijn.

In de regel zal dat ook vaak het geval zijn. Als ik mijn auto laat onderhouden bij de garage, dan mag je vermoeden dat ik ook eigenaar ben van het voertuig. Als ik een aannemer mijn huis laat verbouwen, mag je aannemen dat ik niet alleen bezitter ben van het perceel, waarop mijn huis staat, maar ook eigenaar.

Toch is het geen automatisme: bezit zegt niet alles over de rechten die iemand kan uitoefenen, zoals het eigendomsrecht. Hetgeen je feitelijk kunt waarnemen, is niet altijd volledig.

Ook de makelaar kan – op mijn verzoek of met mijn instemming – een bord in mijn tuin zetten, omdat mijn huis te koop staat. Ook een vreemde kan op mijn oprit zijn of haar auto parkeren bij een verjaardagsfeestje. Ook de postbode of een bezoeker, lopen over mijn terrein.

Een bezitter kan (net als een eigenaar) optreden tegen verlies of verstoring van zijn bezit.5 Deze bescherming van de bezitter door de wetgever is waarschijnlijk gelegen in de wil om vooral de feitelijke toestand te beschermen. Bezit valt immers beter waar te nemen dan eigendom(srechten), zeker als het om onroerende zaken gaat: niemand loopt met een kadastrale kaart over straat, om te controleren of wel daadwerkelijk de eigenaar bezit neemt van zijn of haar eigendom. Dat is praktisch ondoenlijk: je kunt niet van mensen verlangen dat men doorlopend openbare registers gaat raadplegen over een recht van eigendom. Áls een eigenaar bij de overdracht van de eigendom het bezit van de vorige eigenaar heeft gekregen, dan behoudt deze eigenaar dat bezit ook. Is eenmaal het bezit verkregen, dan blijft dat ook zo, tot het moment dat een ander daarover de feitelijke macht gaat uitoefenen, mét de wil omdat voor zichzelf te bezitten. Want pas op dat moment wordt het bezit van de eigenaar teniet gedaan.6

Al met al betekent dit dat het recht er rekening mee houdt dat houderschap, bezit en eigendom verdeeld kunnen zijn over verschillende (rechts)personen. Onderstaand schema geeft daarvan nog een visuele weergave.