Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording Kamervragen over correspondentie falen ruimtelijke ordening

Beantwoording Kamervragen over correspondentie tussen Inspectie Leefomgeving en Transport en Binnenlandse Zaken. Minister Ollongren beantwoordt de schriftelijke vragen naar aanleiding van het bericht 'Ministerie van Binnenlandse Zaken hield kritisch inspectierapport tegen'.

5 september 2020

Kamerstuk: kamervraag

Kamerstuk: kamervraag

Met deze brief beantwoord ik, mede namens de minister van Infrastructuur en Waterstaat, de schriftelijke vragen die in de brief van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 juni 2020 (kenmerk 166400.02u) worden gesteld. Deze vragen worden gesteld naar aanleiding van de brief1, d.d. 4 maart 2020, die de minister voor Milieu en Wonen heeft aangeboden over de correspondentie tussen de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van het bericht “'Ministerie van Binnenlandse Zaken hield kritisch inspectierapport tegen'” op NOS.nl, d.d. 10 februari 2020.2

Ten eerste vragen de fractieleden van GroenLinks en de PvdA naar de opdrachtgever en het doel van het onderzoek van het rapport. Het rapport is op eigen initiatief van de ILT opgesteld. Het rapport betreft een overzicht van de door de ILT uitgevoerde onderzoeken van 2012 tot 2017 naar de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen, zoals vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).3

De ILT heeft zelf besloten om het rapport niet zelfstandig te publiceren en niet aan te bieden aan de regering. Voor zover mij bekend heeft dit geen effect gehad op de borging van nationale ruimtelijke belangen. Het rapport bevat immers een overzicht van reeds in de periode van 2012 tot 2017 gepubliceerde of aan de regering aangeboden signalen over de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in bestemmingsplannen. Uit de verklaring van de ILT blijkt ook dat het merendeel van deze afzonderlijke signalen in deze periode reeds separaat bij de verschillende ministeries is aangeboden.

1 Kamerstukken I 2019/20, 34986, AE.

2 https://nos.nl/artikel/2322357-ministerie-van-binnenlandse-zaken-hield-kritisch- inspectierapport-tegen.html

3 Inspectie Leefomgeving en Transport, ‘De borging van nationale ruimtelijke belangen’, 2018.

De fractieleden vragen wie er gaat over het al dan niet publiceren van een rapport van de ILT. De ILT besluit zelf over de inhoud en publicatie van rapporten. Dat is in lijn met de onafhankelijke positie van een toezichthouder zoals die is uitgewerkt in de Kaderstellende visie op toezicht, de kabinetsreactie op het WRR- rapport ‘Toezien op publieke belangen’ uit 2014 en de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties. De ILT heeft eigenstandig besloten het rapport ‘De borging van de nationale ruimtelijke belangen’ niet als zelfstandig rapport te publiceren, maar de conclusies openbaar te maken in het jaarverslag van de ILT over 2018.

De fractieleden vragen of ik van mening ben dat de Eerste Kamer voldoende informatie had over het bestaan van een meta-analyse van de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen op decentraal niveau. Ik hecht er uiteraard groot belang aan dat de Kamers tijdig en juist geïnformeerd worden. In het algemeen worden de bevindingen van de ILT teruggekoppeld aan de verantwoordelijke ministeries ofwel opgenomen in een openbaar rapport. In dit geval heeft de ILT besloten om het rapport met bevindingen niet zelfstandig te publiceren. De bevindingen zijn wel grotendeels bij de verschillende verantwoordelijke ministeries aangeboden. De ILT geeft daarnaast haar bevindingen ook weer in haar jaarverslag dat aan de Eerste en Tweede Kamer wordt gestuurd. De ILT geeft aan dat het jaarverslag over 2018 ongelukkigerwijs geen correcte weergave bevatte van het rapport. In de ILT-brede risicoanalyse over 20194, die op 17 september 2019 naar beide Kamers is gestuurd, is wel een correcte samenvatting van de conclusies van het rapport opgenomen.5 Het rapport is in februari 2020 gepubliceerd op de website van de ILT en openbaar gemaakt. In het rapport wordt overigens geen link gelegd met de Omgevingswet, wel met de overgang van de departementale verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening naar BZK met het kabinet Rutte III. Daarnaast heeft de ILT in het kader van de totstandkoming van de Omgevingswet geadviseerd over de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en de fraudegevoeligheid van de nieuwe regelgeving. U hebt de door de ILT uitgebrachte adviezen ontvangen.

De fractieleden van GroenLinks en de PvdA vragen mij vervolgens of een dergelijk rapport, zoals dat van de ILT, actief ter kennis moet worden gebracht bij de leden van de Staten-Generaal vergezeld van een appreciatie van de bewindspersoon.

Als antwoord op deze vraag wil ik nogmaals benadrukken dat het in dit geval ging om een rapport waarbij de ILT zelf de keuze heeft gemaakt om het niet zelfstandig te publiceren, maar te noemen in stukken die aan de Eerste en Tweede Kamer zijn gezonden. Daarom is het actief ter kennis brengen aan de Staten-Generaal vergezeld van een appreciatie van de bewindspersoon ook niet aan de orde geweest.

Ten slotte vragen de fractieleden of ik onderschrijf dat actie moet worden ondernomen om na te gaan wat de oorzaken zijn van het niet borgen van nationale belangen van decentrale overheden en uitvoeringsorganisaties en wat gedaan kan worden om hier verandering in te brengen. Daar zeg ik volmondig ja op. De signalen van de ILT uit het rapport zijn door de jaren heen bij de verschillende ministeries ingediend en opgevolgd. Het feit dat de bevindingen niet als zelfstandig rapport zijn gepubliceerd heeft voor zover mij bekend geen effect gehad op de borging van nationale ruimtelijke belangen. Ik benadruk dat het stelsel van ruimtelijke ordening en de borging van nationale ruimtelijke belangen nu en in de komende jaren continue aandacht van alle overheden vraagt. Alleen zo kan het stelsel in de praktijk werken zoals het is bedoeld. Ik heb het rapport en de signalen uit het rapport op 8 april 2020 in het bestuurlijk overleg besproken met medeoverheden (het IPO en de VNG) en de betrokken departementen. Wij hebben afgesproken om aan de hand van een gezamenlijke pilot het rapport nader te duiden en te bekijken of er leer- en verbeterpunten zijn waarop actie nodig is. Ik zal u over de uitkomsten van deze pilot informeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. K.H. Ollongren

4 Bijlage bij Kamerstuk 35 300 XII, nr. 4.

5 Kamerstukken I 2019/20, 34986, AE.

Zie ook:

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.