Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Antwoorden op Kamervragen over lijst piekbelasters

Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) geeft antwoord op vragen over de term piekbelaster en de veronderstelde lijst van piekbelasters. Het gaat om vragen van het Tweede Kamerlid Van Haga (Groep Van Haga) en van het Tweede Kamerlid Bromet (GroenLinks).

3 November 2022

Kamerstuk: kamervraag

Kamerstuk: kamervraag

2022Z19266

1

Bent u bekend met de uitspraken van Johan Remkes in de uitzending van Buitenhof over de lijst van boerenbedrijven die moeten worden uitgekocht

Antwoord

Ja.

2

Kunt u aangeven of er nu wel of niet een lijst is, gezien het feit dat Johan Remkes in de uitzending van Buitenhof aangaf dat er een lijst is van boerenbedrijven die moeten stoppen, terwijl u eerder aangaf dat zo’n lijst er niet is? Hoe kan dit?

Antwoord

Er is geen concrete lijst van boerenbedrijven die moeten stoppen. De heer Remkes heeft inmiddels ook toegelicht dat hij ten onrechte in die veronderstelling was. De heer Remkes heeft zich gebaseerd op de hem toegezonden ambtelijke analyse van de mogelijke effecten van een aanpak gericht op piekbelasters, en daarbij verondersteld dat er een lijst met concrete bedrijven onder lag. Voor de ambtelijk analyses is echter gebruik gemaakt van geanonimiseerde data. Zie voor een verdere toelichting daarop de notitie die ik 14 oktober jl. aan uw Kamer heb verzonden (Kamerstuk 35 334, nr. 202).

3

Zijn desbetreffende boerenbedrijven hierover reeds geïnformeerd? Zo niet, op welke termijn zal dit gebeuren?

Antwoord

Nee. Zoals toegelicht is er geen concrete lijst van bedrijven die moeten worden uitgekocht, en deze zijn dus ook nog niet benaderd. Momenteel werk ik een kortetermijnaanpak gericht op onder andere de uitstoot van piekbelasters uit. In november zal ik de Tweede Kamer hier nader over informeren.

4

Onderschrijft u dat ondernemers die vrezen voor de toekomst van hun bedrijf zo snel mogelijk duidelijkheid verdienen?

Antwoord

Ja.

5

Op welke termijn moeten boerenbedrijven, die hierover worden geïnformeerd, vervolgens stoppen met hun bedrijfsvoering?

Antwoord

De heer Remkes noemt de termijn van één jaar. In zijn reactie op het rapport van de heer Remkes heeft het kabinet aangegeven dat deze tijdsperiode ambitieus is. Ik ga met provincies en sectorpartijen hierover in gesprek. Enerzijds is er de urgentie van een werkende aanpak om op korte termijn de stikstofdepositie terug te brengen, anderzijds vereist de aanpak van piekbelasters zorgvuldigheid en moeten bedrijven ook de mogelijkheid krijgen om, met hulp van de benodigde externe kennis en expertise, de mogelijkheid hebben om, naast beëindiging van de desbetreffende activiteit, in kaart te brengen op welke wijze de uitstoot tot bijna nul terug kan worden gebracht.

6

Op welke termijn gaat u de desbetreffende lijst openbaar maken?

Antwoord

Zoals toegelicht is er geen concrete lijst opgesteld. In november zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de kortetermijnaanpak, waarbij ik ook in zal gaan op de voorgenomen tijdlijn.

7

Welke juridische status heeft deze lijst?

Antwoord

Zoals toegelicht is er geen concrete lijst opgesteld.

8

Kunt u de onderbouwing voor de samenstelling van deze lijst geven?

Antwoord

Zoals toegelicht is er geen concrete lijst opgesteld. In de notitie die met de heer Remkes is gedeeld en die ik 14 oktober jl. aan de Tweede Kamer heb verzonden, staat de onderbouwing bij de conclusies uit die notitie toegelicht.

9

Wat bedoelt u precies met de ‘smalle’ en ‘brede’ definitie van de term piekbelaster, gezien het feit dat u in antwoord op schriftelijke vragen over de term piekbelaster van 9 juni jongstleden aangaf dat de term piekbelaster "geen vast omschreven begrip is" en dat "deze groep qua omvang smal of juist breder kan worden begrensd of gedefinieerd"?

Antwoord

De definitie van een piekbelaster en de begrenzing van de groep piekbelasters hangt samen met de context waarin de term wordt gebruikt. Zoals in de beantwoording van de schriftelijke vragen van 9 juni jongsleden is aangegeven, wordt de term gebruikt voor bedrijven met een hoge uitstoot op stikstofgevoelige natuur, die in de meeste gevallen op relatief korte afstand van stikstofgevoelige natuur zijn gelegen. De context wordt bepaald door het doel van bijvoorbeeld een maatregel (waarbij een grotere of kleinere groep in aanmerking kan komen), van de omstandigheden in een gebied, van maatregelen die al genomen zijn of nog genomen gaan worden en van de staat van nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

10

Kunt u uitleggen welke definitie de boerenbedrijven op de lijst van bedrijven, die moeten worden uitgekocht, precies kenmerkt?

Antwoord

Zoals beschreven in de ambtelijke notitie zijn er keuzes te maken in criteria. Zo kan een nadruk worden gelegd op de bedrijven die landelijk zorgen voor de meeste depositie, of specifieker worden gekeken naar wat per (als urgent aangemerkt) natuurgebied de bedrijven zijn die de meeste stikstofdepositie veroorzaken. Ik zal de Tweede Kamer op korte termijn nader informeren over de keuzes die hierin te maken zijn.

2022Z19390

1

Kunt u toelichten hoe de verwarring over het bestaan van ‘een lijst van 500-600 piekbelasters’ is ontstaan en wat precies de informatie richting de heer Remkes was, waar hij zijn veronderstelling op baseerde?

Antwoord

Als bijlage bij mijn brief van 14 oktober 2022 heeft u de exacte informatie zoals die aangeleverd aan de heer Remkes ontvangen (Kamerstuk 35 334, nr. 202). Zoals in die brief toegelicht, is op verzoek van de heer Remkes ambtelijk een inschatting gemaakt van de potentiële orde-grootte-effecten van een aanpak gericht op piekbelasters. Deze analyse is evenwel gedaan op basis van geanonimiseerde data en niet op basis van een lijst van 500-600 concrete bedrijven. Om welke bedrijven het gaat, is afhankelijk van beleidsuitgangspunten en instrumentarium.

2

Kunt u de eerdere adviezen en studies van en voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin ook sprake was van ‘piekbelasters’ en ‘piekvervuilers’, zoals het eerdere advies van de heer Remkes, RIVM-rapporten, de studie van het ministerie van Financiën en de ‘Top 100’ voor ammoniak en stikstofdioxide (NO2) en andere, samenvatten en appreciëren voor gericht beleid op piekbelasters?

Antwoord

Bovengenoemde adviezen en rapporten onderstrepen de potentie van een aanpak waarin gericht de uitstoot van de grootste piekbelasters wordt teruggebracht of weggenomen. Waar de top-100-lijsten voor ammoniak (NH3) en stikstofdioxide (NO2) informatie geven over de uitstoot, is bij de aanpak van piekbelasters met name de depositie van die bedrijven op de natuur, in het bijzonder stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden van belang. Met gebiedsspecifiek maatwerk gericht op piekbelasters kunnen stikstofdeposities effectiever worden weggenomen. Voor de nadere definiëring van wie piekbelasters zijn, zijn de hoeveelheid depositie, de eigenschappen van de stof (NOx of NH3), de soort en de karakteristieken van de emissiebron en de afstand tot een N2000-gebied relevant. Instrumenten kunnen zich vervolgens nog richten op specifieke subsets van piekbelasters, bijvoorbeeld de piekbelasters op die Natura 2000-gebieden waarvan de huidige en/of voorziene toekomstige staat het meest zorgelijk is.

Met de maatregel gerichte aankoop (MGA) gericht op agrarische piekbelasters wordt in de huidige aanpak stikstof reeds invulling gegeven aan gebiedsgerichte depositiereductie. Ook wordt ingezet op gebiedsgericht maatwerk voor industriële piekbelasters. Zoals toegezegd in het stikstofdebat van 23 juni jongstleden en tevens conform de motie-Van Campen (VVD) (Kamerstuk 33 576, nr. 302) werk ik de aanpak hiervoor verder uit samen met de minister van Economische Zaken en Klimaat en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. In de korte termijn aanpak die thans wordt uitgewerkt in het kader van het advies van de heer Remkes zullen de genoemde adviezen en de reeds lopende trajecten worden betrokken.

3

Wordt het idee om ‘piekbelasters’ met voorrang en binnen een jaar uit te kopen of te onteigenen en de ‘winst’ meegenomen in de gebiedsprocessen?

4

Wordt het idee om de ‘winst’ van het beëindigen van ‘piekbelasters’ te verdelen onder Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melders meegenomen in gebiedsprocessen?

Antwoord vragen 3 en 4

Het kabinet heeft in zijn reactie op het advies Remkes d.d. 14 oktober 2022 aangegeven om met betrekking tot piekbelasters de gefaseerde aanpak van de heer Remkes te hanteren: aanpassen, verplaatsen en daarna het gesprek aangaan over (vrijwillig) stoppen. Met provincies wordt momenteel overlegd over hoe dit proces het beste is te organiseren. Hierbij komt ook de samenhang van de piekbelastersaanpak met de gebiedsprocessen aan de orde. Beoogd is dat de inzetbare stikstofruimte die een aanpak oplevert met prioriteit naar het legaliseren van de PAS-meldingen gaat.

5

Is er een overlap tussen de bedrijven met de grootste ammoniakemissies en de bedrijven met de grootste stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden?

Antwoord

De omvang van de ammoniakemissie is een belangrijke factor. Voor de depositie op natuurgebieden zijn echter onder andere ook de ligging ten opzichte van en de afstand tot die natuur medebepalend.

6

Is er een overlap tussen de bedrijven met de grootste depositie en de lijst met PAS-melders?

Antwoord

Op dit moment is er geen lijst met piekbelasters waar de aanpak op zal zien, samengesteld. De mate waarin er sprake is van overlap, is daarmee niet te duiden.

7

Wat vindt u van het advies van de heer Remkes om Nederland in ‘zones’ te verdelen, ingedeeld naar wat er in een bepaald gebied mogelijk is?

Antwoord

In het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen gebieden in ons land, zoals de hoge zandgronden, veenweidegebieden en de kleigebieden. Ieder type gebied heeft zijn eigen natuur-, water- en bodempotenties met daarbij behorende opgaven voor natuur, stikstof, water en klimaat. Deze opgaven werken door in de ruimtelijke planvorming. Door onderscheid te maken tussen gebieden vanuit de opgaven die er spelen, wordt duidelijk wat er wel en niet in een gebied mogelijk is. Een zonering, zoals ook de heer Remkes voorstelt, kan ondersteunend werken aan de gebiedsprogramma’s. Het kabinet heeft reeds aangegeven dat het werken met een zonering ‘bottom-up’ vorm zou moeten krijgen. Vanuit deze gedachte past het advies bij de uitgangspunten van het NPLG en de gebiedsgerichte aanpak die het kabinet voorstaat.

8

Als er een dergelijke indeling wordt gemaakt, hoeveel (ongeveer) van de PAS- melders zouden dan in een ‘rode zone’ vallen?

Antwoord

Zo’n indeling is op dit moment niet gemaakt. Zodoende is ook niet te zeggen hoeveel PAS-meldingen (ongeveer) in een van de verschillende zones zouden vallen.

Bijlage

Beslisnota bij antwoorden op Kamervragen over lijst piekbelasters

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.