Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 62 De hoogte van de vervolguitkering van de WGA-uitkering

  • 1

    De vervolguitkering van de WGA-uitkering bedraagt per kalendermaand: G × H waarbij:

    • G staat voor het uitkeringspercentage, bedoeld in artikel 61, zesde lid; en

    • H staat voor het minimumloon per maand of het maandloon in het geval het minimumloon per maand hoger is dan het maandloon.

    Indien niet over een volledige kalendermaand recht op een uitkering bestaat bedraagt het minimumloon, bedoeld in de eerste zin, de uitkomst van het aantal dagen in de desbetreffende kalendermaand waarover recht op een uitkering bestaat gedeeld door het totaal aantal dagen in de desbetreffende kalendermaand vermenigvuldigd met het minimumloon. Bij het bepalen van het aantal dagen worden de zaterdagen en zondagen buiten beschouwing gelaten.

  • 2

    De vervolguitkering bedraagt voor een verzekerde die woont buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het op grond van het eerste lid vastgestelde bedrag. Het percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar de verzekerde woonachtig is en dat van Nederland. Het percentage bedraagt maximaal 100.

  • 3

    Voor de toepassing van de Toeslagenwet ten aanzien van de verzekerde, bedoeld in het tweede lid, bedraagt het minimumloon het op grond van het tweede lid op hem van toepassing zijnde percentage van het minimumloon, bedoeld in die wet. Ten aanzien van die verzekerde worden de bedragen, genoemd in de artikelen 2 en 8 van de Toeslagenwet, vastgesteld op het in de eerste zin bedoelde percentage van deze bedragen.

  • 4

    Artikel 61, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5

    De hoogte van de vervolguitkering wordt voor de verzekerde:

    • a.

      die na het ontstaan van recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk ziek is geworden, en

    • b.

      voor wie als gevolg van de toepassing van artikel 43, onderdeel a, onder 1°, geen tweede recht op een uitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat omdat de eerste dag van de wachttijd is gelegen op een dag dat al recht op een uitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat of indien op die eerste dag het recht op een dergelijke uitkering herleeft;

    gedurende de periode dat, in het geval hij wel recht zou hebben gehad op een loongerelateerde uitkering en in het geval dat de hoogte van de loongerelateerde uitkering hoger zou zijn geweest dan de hoogte van de vervolguitkering zoals die op grond van het eerste tot en met vierde lid is vastgesteld, vastgesteld op de hoogte van die loongerelateerde uitkering.

Informatie geldend op 01-01-2022

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012
    artikel: 1

  2. Wet financiering sociale verzekeringen
    artikel: 117b

  3. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
    artikel: 21, 84

  4. Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid
    artikel: V

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-01-2022)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-07-2013

wijziging

19-06-2013

Stb. 2013, 236

33556

14-06-2013

Stb. 2013, 261

01-07-2012

wijziging

29-03-2012

Stb. 2012, 198

32878

25-04-2012

Stb. 2012, 206

Inwtr. 1

01-01-2007

wijziging

30-11-2006

Stb. 2006, 703

30682

15-12-2006

Stb. 2006, 704

01-01-2006

wijziging

10-11-2005

Stb. 2005, 573

30118

09-12-2005

Stb. 2005, 649

29-12-2005

nieuwe-regeling

10-11-2005

Stb. 2005, 572

30034

02-12-2005

Stb. 2005, 619

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking met uitzondering voor zover het personen betreft die voor 1 juli 2012 respectievelijk recht hebben op kinderbijslag, op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet of op een uitkering op grond van artikel 62 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.Treedt in werking voor zover het personen betreft die voor 1 juli 2012 respectievelijk recht hebben op kinderbijslag, op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet of op een uitkering op grond van artikel 62 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op 1 januari 2013.