De uitzondering in artikel 59, derde lid, van de wet voor installaties voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of warmte opgewekt met vaste of vloeibare biomassa, is mede van toepassing gedurende de eerste periode van maximaal twee jaar na de ingebruikneming van een installatie voor stadsverwarming die is ontworpen om grotendeels gebruik te maken van restwarmte, aardwarmte of warmte opgewekt met vaste of vloeibare biomassa.
De periode, bedoeld in het eerste lid, vangt aan op het moment waarop de levering van warmte door middel van de installatie een aanvang neemt.
Het eerste lid is slechts van toepassing als de houder van de installatie aan degene die het aardgas aan hem levert een verklaring heeft overgelegd:
dat sprake is van een installatie voor stadsverwarming;
dat de stadsverwarming is ontworpen om grotendeels gebruik te maken van restwarmte, aardwarmte of warmte opgewekt met vaste of vloeibare biomassa;
wanneer de periode, bedoeld in het eerste lid, aanvangt en eindigt.
(12-01-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
20-12-2017 |
20-12-2017 |
||||||
nieuw |
22-12-2011 |
22-12-2011 |