Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 40

  • 1

    Het dagloon van de verzekerde, bedoeld in artikel 19aa, wordt met ingang van de dag waarop het tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou zijn ontstaan opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 14, mits dat leidt tot een hoger dagloon dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen. In afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 14 wordt bij de dagloonvaststelling, bedoeld in de eerste zin, de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet niet aangemerkt als loon.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt in artikel 14, eerste lid, in plaats van de woorden «voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden» gelezen: voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ontstaan waaruit het tweede recht op arbeidsongeschiktheiduitkering zou zijn ontstaan.

  • 3

    Ingeval tijdens het ontvangen van een vervolguitkering ten aanzien van de verzekerde die na het ontstaan van recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ziek is geworden, als gevolg van de toepassing van artikel 19aa, geen tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat wordt, met inachtneming van de tweede tot en met vierde zin, met ingang van de dag waarop het tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou zijn ontstaan, een loondervingsuitkering toegekend. Voor de duur van die loondervingsuitkering is, in afwijking van artikel 21a, de leeftijd van de betrokkene op de dag waarop het tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou zijn ontstaan bepalend. Toekenning van de loondervingsuitkering is slechts mogelijk indien de duur van die uitkering langer is dan de duur van de loondervingsuitkering waarop recht bestond onmiddellijk voorafgaande aan de datum van ingang van de vervolguitkering. De duur van de toe te kennen loondervingsuitkering wordt verminderd met de duur van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering. Tijdens de duur van die loondervingsuitkering bestaat geen recht op vervolguitkering.

  • 4

    Na afloop van de in het derde lid bedoelde loondervingsuitkering geldt voor de berekening van het vervolgdagloon, in afwijking van artikel 21b, derde lid, een percentage van 2 maal het aantal verstreken jaren tussen het 15e jaar en de leeftijd van de betrokkene op de dag van ingang van de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

  • 5

    Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.

Informatie geldend op 16-02-2022

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
    artikel: 27a, 13, 26

  2. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
    artikel: 59a

  3. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
    artikel: 51a

  4. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
    artikel: 5a

  5. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
    artikel: 91b, 98d, 36

  6. Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
    artikel: XVII

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(16-02-2022)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

wijziging

06-11-1986

Stb. 1986, 567

19383

01-07-2013

wijziging

19-06-2013

Stb. 2013, 236

33556

14-06-2013

Stb. 2013, 261

28-12-2012

wijziging

27-09-2012

Stb. 2012, 657

33133

27-09-2012

Stb. 2012, 657

01-01-2006

wijziging

22-12-2005

Stb. 2005, 708

30238

22-12-2005

Stb. 2005, 709

wijziging

24-06-2004

Stb. 2004, 311

28219

18-10-2004

Stb. 2004, 548

29-12-2005

wijziging

10-11-2005

Stb. 2005, 573

30118

02-12-2005

Stb. 2005, 619

01-01-2004

wijziging

19-12-2003

Stb. 2003, 555

29231

19-12-2003

Stb. 2003, 556

Inwtr. 1

31-12-1998

t/m 01-01-1998

wijziging

24-12-1998

Stb. 1998, 742

26239

24-12-1998

Stb. 1998, 742

Inwtr. 2

31-12-1997

wijziging

24-12-1997

Stb. 1997, 789

25641

24-12-1997

Stb. 1997, 789

Inwtr. 3

01-03-1996

wijziging

08-02-1996

Stb. 1996, 134

24439

19-02-1996

Stb. 1996, 141

01-01-1995

wijziging

15-12-1994

Stb. 1994, 916

23775

19-12-1994

Stb. 1994, 917

01-01-1994

wijziging

22-12-1993

Stb. 1993, 750

22899

22-12-1993

Stb. 1993, 751

01-08-1993

wijziging

07-07-1993

Stb. 1993, 412

22824

19-07-1993

Stb. 1993, 413

01-03-1992

wijziging

26-02-1992

Stb. 1992, 82

22228

26-02-1992

Stb. 1992, 83

01-01-1987

wijziging

06-11-1986

Stb. 1986, 567

19383

26-11-1986

Stb. 1986, 597

01-01-1979

wijziging

20-12-1979

Stb. 1979, 708

15706

20-12-1979

Stb. 1979, 708

01-09-1966

nieuwe-regeling

18-02-1966

Stb. 1966, 84

7171

08-09-1966

Stb. 1966, 365

Opmerkingen

  • 1) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 2) De artikelen 40, 41, 43c, tweede lid, 75a, eerste en tweede lid, 76c, 76e, 76f, 81 en 83, eerste lid, onder e, en vierde lid, werken terug tot en met 1 januari 1998. Artikel 17, eerste lid, werkt terug tot en met 1 oktober 1998. Artikel 17, vijfde lid, werkt terug tot en met 1 juli 1998.

  • 3) Artikelen 40, eerste lid, 41 en 43c werken terug tot en met 1 april 1997. Artikel 40, derde en vierde lid, werkt terug tot en met 25 januari 1994.