Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 61

  • 1

    De burgemeester wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar.

  • 2

    De commissaris van de Koning overlegt met de raad over de eisen die aan de te benoemen burgemeester worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt. Voorafgaand aan het overleg met de commissaris stelt de raad het college in de gelegenheid zijn wensen en bedenkingen ten aanzien van deze eisen kenbaar te maken.

  • 3

    Na het overleg met de commissaris stelt de raad uit zijn midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten. De raad kan bepalen dat één of meer wethouders als adviseur aan de vertrouwenscommissie worden toegevoegd. De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming. Als de vertrouwenscommissie besluit naast deze kandidaten ook andere kandidaten die gesolliciteerd hebben, bij haar beoordeling te betrekken, doet zij daarvan onverwijld mededeling aan de commissaris. Deze brengt zijn oordeel over laatstgenoemde kandidaten ter kennis van de vertrouwenscommissie.

  • 4

    De vertrouwenscommissie verschaft zich door tussenkomst van de commissaris de door haar nodig geachte informatie over de kandidaten. Bestuursorganen zijn verplicht de gevraagde informatie te verstrekken. De vertrouwenscommissie brengt verslag uit van haar bevindingen aan de raad en aan de commissaris.

  • 5

    De raad zendt Onze Minister binnen vier maanden nadat de gelegenheid tot sollicitatie voor de functie is gegeven een aanbeveling inzake de benoeming. Deze aanbeveling omvat twee personen.

  • 6

    In een bijzonder, door de raad te motiveren geval, kan worden volstaan met een aanbeveling waarop één persoon vermeld staat. Onze Minister slaat geen acht op een enkelvoudige aanbeveling, indien naar zijn oordeel geen sprake is van een bijzonder geval.

  • 7

    Onze Minister volgt in zijn voordracht in beginsel de aanbeveling, met inbegrip van de daarop gehanteerde volgorde, tenzij zwaarwegende gronden aanleiding tot afwijking geven. Een afwijking wordt gemotiveerd.

  • 8

    De rijksbelastingdienst verstrekt Onze Minister de benodigde gegevens inzake bestuurlijke boeten als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en inzake strafbeschikkingen als bedoeld in artikel 76 van die wet, voor zover deze boeten en beschikkingen zijn opgelegd dan wel hadden kunnen worden opgelegd ter zake van feiten die zijn gebleken na de termijn om deze op te leggen.

Informatie geldend op 19-02-2025

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Ambtsinstructie commissaris van de Koning

  2. Circulaire bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar
    bijlage: bijlage

  3. Circulaire benoeming, klankbordgesprekken en herbenoeming burgemeesters
    tekst: tekst

  4. Circulaire verhogen pensioengerechtigde leeftijd burgemeesters
    tekst: tekst

  5. Gemeentewet
    artikel: 61c, 81bis

  6. Procedureregels bij burgemeestersbenoemingen
    bijlage: bijlage

  7. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
    artikel: 3.1.2

  8. Wet gemeentelijke herindeling Noordwest-Overijssel
    artikel: 44

  9. Wijzigingswet Gemeentewet (afschaffen raadplegend burgemeestersreferendum)
    artikel: II

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(19-02-2025)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-02-2016

wijziging

04-11-2015

Stb. 2015, 426

33691

18-01-2016

Stb. 2016, 39

19-12-2008

wijziging

04-12-2008

Stb. 2008, 538

31393

04-12-2008

Stb. 2008, 538

Alg. 1

02-11-2005

wijziging

06-10-2005

Stb. 2005, 534

29310

20-10-2005

Stb. 2005, 535

16-08-2004

wijziging

17-06-2004

Stb. 2004, 371

29012

09-07-2004

Stb. 2004, 372

01-08-2001

wijziging

16-07-2001

Stb. 2001, 358

25444

16-07-2001

Stb. 2001, 358

01-01-1994

wijziging

26-11-1993

Stb. 1993, 611

22893

26-11-1993

Stb. 1993, 611

01-01-1994

nieuwe-regeling

14-02-1992

Stb. 1992, 96

19403

11-11-1993

Stb. 1993, 610

Opmerkingen

  • 1) Artikel II van Stb. 2008/538 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.