Artikel 3.11, eerste lid, is gedurende een periode van vijf jaar vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel niet van toepassing:
indien degene die verantwoordelijk is voor de in artikel 3.6 bedoelde activiteiten desgevraagd kan aantonen dat de inrichting voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel in gebruik is genomen en het een inrichting betreft waarvoor geen aanmeldingsplicht bestond op basis van artikel 3, eerste lid, van het Honden- en Kattenbesluit 1999, zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van intrekking van dat besluit;
ten aanzien van andere gezelschapsdieren dan honden en katten, indien degene die verantwoordelijk is voor de in artikel 3.6 bedoelde activiteiten desgevraagd kan aantonen dat het een inrichting betreft waarvoor een aanmeldingsplicht bestond op basis van artikel 3, eerste lid, van het Honden- en kattenbesluit 1999, zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van intrekking van dat besluit, waar ook andere gezelschapsdieren werden gehouden dan honden en katten.
Het erkende bewijs van vakbekwaamheid op basis van het Honden- en kattenbesluit 1999, zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van intrekking van dat besluit, geldt als bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 3.11, voor zover activiteiten worden verricht met honden en katten.
(29-06-2018)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuw |
17-06-2014 |
17-06-2014 |