Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Op welke wijze kunnen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt?

5 april 2022

ANTWOORD

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komen de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit te vervallen. De regels uit de Wet geluidhinder worden inhoudelijk vernieuwd en geïntegreerd in de Omgevingswet en de uitvoeringsbesluiten zoals het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

In afdeling 5.1 van het Bkl zijn instructieregels opgenomen over de wijze waarop geluidnormering in het omgevingsplan moet en kan worden opgenomen. Deze instructieregels bepalen dat voor de geluidnormering met betrekking tot verkeerslawaai en activiteiten die geluidhinder kunnen veroorzaken, regels moeten worden opgenomen in het omgevingsplan.

Als de gebruiksfunctie wordt gewijzigd naar een woonfunctie is in artikel 5.23 Bkl bepaald op welke wijze bescherming nodig is tegen weg-, spoorweg-of industriegeluid. Op grond van dit artikel mag bij de wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan, de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsruimte niet kleiner zijn dan het verschil tussen het in het omgevingsplan, de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit of het besluit tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden bepaalde gezamenlijke geluid, bedoeld in bijlage I bij het Bkl, en 33 dB. De uitwendige scheidingsconstructie van verblijfsruimten in bouwwerken die een woonfunctie of een andere geluidsgevoelige functie krijgen (kinderopvang, gezondheidszorg en onderwijs), moeten voldoen aan een hoger eisenniveau voor geluidwering.

Als sprake is van een niet-geluidgevoelige gevel, als bedoeld in bijlage I bij het Bkl, worden bepaalde (technische) eisen gesteld aan de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie. Deze eisen gelden ook als de uitwendige scheidingsconstructie geheel wordt vernieuwd. Een niet geluid-gevoelige gevel is een gevel die in het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, met toepassing van de artikelen uit het Bkl, als zodanig is aangemerkt.

De hoofdregel is dat op de gevel van het geluidgevoelige gebouw wordt voldaan aan de standaardwaarde voor geluid (artikel 5.78t Bkl). Als het geluid voldoet aan de standaardwaarde, is het geluid in ieder geval aanvaardbaar en de kans op gezondheidsschade klein. Het bevoegd gezag mag meer geluid dan de standaardwaarde als aanvaardbaar beoordelen. Het besluit moet dan wel voldoen aan de grenswaarden en overige eisen uit de instructieregels (artikelen 5.78u tot en met 5.78ad Bkl). Indien sprake is van een functiewijziging (artikel 5.78w Bkl) mag het bevoegd gezag zelfs een overschrijding van de grenswaarde op geluidgevoelige gebouwen toestaan indien het geluid niet meer dan 5 dB boven de grenswaarde ligt.

In het omgevingsplan kunnen bouwregels worden opgenomen voor geluid vanwege de inpassing van een geluidgevoelige functie op een specifieke locatie (aandachtsgebied geluid). De constructie en installaties van het bouwwerk moeten aan deze regels voldoen. Daarnaast kan de gemeente met het oog op de doelen van de Omgevingswet in het omgevingsplan regels stellen aan het gebruik van een woning, bijvoorbeeld aan het gebruik van een verblijfsruimte in de woning. Deze regels kunnen ook betrekking hebben op het in stand houden van een geluidluwe gevel.

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat bovendien relevante, niet-geluidspecifieke regels voor het in stand houden van gebouwen. Een functieverandering wordt getoetst aan de verbouwvoorschriften uit het Bbl. Voor geluid van buiten, galm en geluid tussen ruimten geldt voor die delen die worden veranderd of vernieuwd het ‘rechtens verkregen niveau’ (artikel 5.5 Bbl). Dit houdt in dat, net als onder de huidige regelgeving onder het Bouwbesluit, verbouw niet mag leiden tot een achteruitgang van het kwaliteitsniveau. De bescherming tegen geluid van bouwwerkinstallaties is geregeld in artikel 5.14 Bbl.