ANTWOORD
Als er een gedeelte van een perceel in eigendom wordt overgedragen, zal duidelijk bepaald of bepaalbaar moeten zijn, waar de erfgrens ligt. Hoe partijen de erfgrens bedoeld hebben, zal normaal gesproken deugdelijk omschreven zijn in de notariële akte van levering. Op basis daarvan zal het kadaster na eigendomsoverdracht die nieuwe kadastrale grens uitmeten en registreren. Bij die uitmeting zijn in de regel beide partijen aanwezig, die dan, zo nodig, aanwijzingen kunnen geven aan de medewerker van het kadaster. Het komt dan wel eens voor dat er een verschil ontstaat tussen wat er volgens de akte van levering overgedragen is en wat het kadaster heeft uitgemeten en geregistreerd heeft in de openbare registers. De vraag is dan wat de erfgrens bepaalt: de kadastrale tekening of de akte van levering.Die vraag was aan de orde in een geval waarover de rechtbank en het gerechtshof Amsterdam zich gebogen hebben. Tussen buren was een geschil ontstaan over de locatie van de schutting. Geruime tijd na eigendomsoverdracht en kadastrale uitmeting merkte de ene buurman op dat de schutting volgens de kadastrale tekening 44 centimeter van de kadastrale grens stond, op zijn perceel. Op die manier had zijn buurman een strook grond van hem in bezit, zo meende hij. Hij vorderde dat die schutting verplaatst werd naar de kadastrale grens, en kreeg van de rechtbank gelijk. De andere buurman was het daar niet mee eens en wendde zich in hoger beroep tot het gerechtshof.Het gerechtshof stelde vast dat de vraag naar wie wat in eigendom heeft, beantwoord moet worden aan de hand van de in de notariële akte van levering tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die naar objectieve maatstaven moet worden afgeleid uit de in die akte opgenomen omschrijving van de over te dragen onroerende zaak, bezien in het licht van de gehele inhoud van die akte. In dit geval was in de akte te lezen dat een stuk grond van ongeveer 1 are en 62 centiare geleverd werd overeenkomstig de aan de akte gehechte situatietekening. Die situatietekening gaf dus de eigendomsverhoudingen weer: zoals het daarop was ingetekend, liep de erfgrens. Het kadaster zou, volgens de akte, slechts de precieze omvang van het perceel vaststellen en niet de locatie van de erfgrens bepalen.Dat bij die kadastrale uitmeting en registratie vervolgens was afgeweken van de situatietekening bij de akte, betekende niet dat de werkelijke erfgrens daarmee ook anders liep dan partijen volgens de akte oorspronkelijk bedoeld hadden. Dat partijen bij de kadastrale uitmeting aanwezig waren geweest, daarbij aanwijzingen gegeven hadden en lange tijd geen bezwaar gemaakt hadden tegen de kadastrale registratie, maakte dat niet anders. Het gerechtshof oordeelde dat de schutting toch mocht blijven staan, en dat de buurman die de schutting verplaatst had willen zien moest meewerken aan een correctie van de kadastrale registratie.De conclusie is dat de eigendomsverhoudingen van grond worden bepaald door de akte van levering en de daarin verwoorde bedoeling van partijen, en niet door een medewerker van het kadaster die daarna voor registratie van de eigendomsverhoudingen in de openbare registers moet zorgen.