Daar gaf de ABRvS in de uitspraak van 23 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4270 antwoord op. Bij besluit van 2 november 2021 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd vanwege het rooien van een houtwal op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Bergen (L), sectie P, nummer 44 (hierna: het perceel).
[appellant] voert o.a. aan dat het verwijderen van de houtwal niet is verboden omdat in het bestemmingsplan de houtwal is aangeduid als 'houtsingel' en het verwijderen van een houtsingel niet verboden is.
In artikel 47.2.1, onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2018" is het vellen en/of rooien van houtgewas verboden. Houtgewas is niet omschreven in de planregels. In artikel 1.73 van de planregels is een houtsingel wel omschreven als "cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol lijnvormig landschapselement bestaande uit inheemse boom- en struikbeplanting, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelsscheiding."
De rechtbank heeft voor de beantwoording van de vraag wat onder houtgewas kan worden verstaan aansluiting gezocht bij het algemeen spraakgebruik en daarbij gewezen op wat in de Van Dale als omschrijving wordt gegeven: "het groeiende hout, bomen en heesters". De rechtbank heeft aan het begrip houtgewas terecht de hiervoor vermelde, op de Van Dale gebaseerde, uitleg gegeven. Dit betekent dat de houtsingels als bedoeld in het bestemmingsplan ook houtgewas zijn als bedoeld in artikel 47.2 van de planregels. Wat [appellant] heeft aangevoerd levert geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het kappen van de houtsingel aangemerkt kan worden als het vellen van houtgewas.