Technisch gezien misschien geen handhavingsrecht, maar wel heel relevant voor het handhavingsrecht. De Afdeling oordeelt in deze uitspraak namelijk dat als er vertrouwen is gewekt door de overheid bij de burger, maar dat vertrouwen kan niet worden gehonoreerd (bijvoorbeeld omdat een derde om handhaving vraagt), eventuele schade alleen voor vergoeding in aanmerking komt als het schade is die voortvloeit uit handelen op basis van het gewekte vertrouwen (ook wel 'dispositieschade').
Dat betekent dat overheden in veel handhavingszaken waar sprake is van gewekt vertrouwen bij de overtreder geen schade zullen hoeven te vergoeden. Een voorbeeld kan dat verduidelijk. Stel, je bouwt een schuur achter je huis. Vervolgens vraag je aan de overheid of dat eigenlijk wel mag. De overheid zegt in eerste instantie 'ja, dat is vergunningvrij'. Een jaar later komt de overheid terug en zegt 'het blijkt toch nee te zijn, en je buurman vraagt om handhaving'. Dan is er wél vertrouwen gewekt maar zal er in de regel geen schade zijn die vergoed moet worden door de overheid. Immers: je hebt je schuur al gebouwd vóórdat het vertrouwen bij je is gewekt dat het mocht. Met andere woorden: alleen als je het vraagt vóórdat je de overtreding pleegt, zal je de schade vergoed kunnen krijgen.