Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Verhuizen na een ingediend handhavingsverzoek: procesbelang?

Stel, je dient een handhavingsverzoek in bij een gemeente met betrekking tot een aangrenzend perceel. Tijdens een (hoger)beroepsprocedure verkoop je de woning en verhuis je naar een andere woonplaats. Heb je in zo’n geval nog procesbelang?

1 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) oordeelt in haar uitspraak van 4 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3585) over deze vraag. In deze situatie ging het om een verzoek om handhavend op te treden tegen een bouwwerk op een naastgelegen perceel dat zonder (omgevings)vergunning is gebouwd. Volgens het college heeft de appellant door zijn verhuizing geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep. De appellant stelt daarentegen dat hij wél procesbelang heeft omdat hij als gevolg van de handhavingsprocedure gezondheidsschade zou hebben geleden, wat mede de oorzaak zou zijn geweest van zijn verhuizing.

Hoe zit het ook alweer, procesbelang?

De Afdeling heeft (onder andere) in haar uitspraak van 22 juli 2015, (ECLI:NL:RVS:2015:2282), geoordeeld dat de bestuursrechter niet gehouden is tot een inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingesteld (hoger) beroep over een besluit van een bestuursorgaan als de indiener daarbij geen actueel en reëel belang heeft. Als iemand stelt schade te hebben geleden, kan dat betekenen dat hij wél belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep. Het moet echter wel enigszins aannemelijk zijn dat de schade is veroorzaakt door het besluit.

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling oordeelt – terecht – dat de appellant door zijn verhuizing geen last meer heeft van het bouwwerk waar het handhavingsverzoek over gaat. Daarom heeft hij geen actueel en reëel belang (en daarmee geen procesbelang) meer bij beoordeling van het hoger beroep. Daarnaast is er onvoldoende bewijs geleverd voor de gestelde gezondheidsschade, en is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de weigering tot handhaving een nadelig effect heeft gehad op de verkoopprijs van de woning. Daarmee is er dus geen schade geleden.

Dergelijke schade had wellicht wel aannemelijk kunnen worden gemaakt indien de makelaar vóór de verkoop in kennis was gesteld van het verzoek om handhaving en de daaropvolgende weigering van het college. Dan is het denkbaar dat deze omstandigheid verdisconteerd zou zijn in de verkoopprijs.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.

Artikel delen