Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak m.b.t. toetsingskader omgevingsvergunning technische bouwactiviteit Omgevingswet

Op 12 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6624 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een interessante uitspraak gedaan over het toetsingskader van een omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit (artikel 5.1, lid 2, onder a Omgevingswet) en welke aspecten hierbij wel en niet aan de orde kunnen komen. Verzoekster heeft toegelicht dat zij bang is voor (geluids)overlast door het verplaatsen van de toegangsdeur van de derde verdieping naar de overloop van de tweede verdieping. Niet alleen zal het openen en sluiten van de deur en het komen en gaan van mensen voor overlast zorgen, ook is een toegangsdeur een plek waar mensen blijven staan en blijven praten. Haar woon- en slaapkamer grenzen precies aan dat stukje overloopruimte. Haar woonrust en vooral woongenot wordt op deze manier ernstig verstoord.

12 maart 2025

Samenvatting

Samenvatting

De voorzieningenrechter overweegt dat volgens vaste jurisprudentie verweerder een aanvraag moet beoordelen zoals deze is ingediend, aan de hand van het beoordelingskader zoals dat blijkt uit de wet. Voor de activiteit bouwen volgt dit beoordelingskader uit de Ow, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Bbl. Uit artikel 5.18 in samenhang met artikel 5.20 Ow blijkt dat in het Bkl beoordelingsregels zijn opgenomen op grond waarvan wordt bepaald of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt verleend of geweigerd. Deze beoordelingsregels worden gesteld met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en duurzaamheid en bruikbaarheid. In afdeling 8.3 van het Bkl staan de beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit. De technische bouwactiviteit moet, voor zover hier van belang, voldoen aan de regels over bouw- en sloopwerkzaamheden in afdeling 7.1 van het Bbl en de regels over verbouw, verplaatsing en wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk in hoofdstuk 5 van het Bbl. De voorzieningenrechter overweegt dat in hoofdstuk 5 en afdeling 7.1. van het Bbl geen regels staan over waar een deur wel of niet mag worden geplaatst. Verweerder heeft zich volgens de voorzieningenrechter dus terecht op het standpunt gesteld dat geen ruimte bestaat voor een extra belangenafweging wat betreft deze deur. Dit neemt niet weg dat verzoekster mogelijk enige overlast van het feitelijk gebruik van de deur kan ondervinden, dit kan echter niet tot het oordeel leiden dat de omgevingsvergunning in strijd met de regels is verleend. Het Bbl kent namelijk geen juridische grondslag voor een extra toetsing van de gevolgen van een bouwplan.

Vergunninghouder heeft een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het veranderen van de indeling van de derde en de vierde verdieping en het bouwkundig samenvoegen daarvan, het uitbreiden van de daklaag en het maken van een dakterras op de vierde verdieping met behoud van bestemming als één woning op het adres [adres] [huisnummer] in Amsterdam.

Met het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning ziet op de activiteiten ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’ en ‘technische bouwactiviteit’ (zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a respectievelijk artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet). De omgevingsvergunning is verleend voor een ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’ omdat het bouwplan voldoet aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden van de in het tijdelijk deel van het Omgevingsplan opgenomen bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’. Het kapprofiel wordt namelijk gewijzigd en ook wordt de maximale goothoogte overschreden. Ten aanzien van de bouwactiviteit is de omgevingsvergunning verleend omdat het plan volgens verweerder voldoet aan de relevante bepalingen en voorschriften van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) samen met de voorschriften die bij de omgevingsvergunning horen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het bezwaar van verzoekster zich alleen richt tegen de vergunde bouwactiviteit. Verzoekster heeft toegelicht dat zij bang is voor (geluids)overlast door het verplaatsen van de toegangsdeur van de derde verdieping naar de overloop van de tweede verdieping. Niet alleen zal het openen en sluiten van de deur en het komen en gaan van mensen voor overlast zorgen, ook is een toegangsdeur een plek waar mensen blijven staan en blijven praten. Haar woon- en slaapkamer grenzen precies aan dat stukje overloopruimte. Haar woonrust en vooral woongenot wordt op deze manier ernstig verstoord.

De voorzieningenrechter overweegt dat volgens vaste jurisprudentie verweerder een aanvraag moet beoordelen zoals deze is ingediend, aan de hand van het beoordelingskader zoals dat blijkt uit de wet. Voor de activiteit bouwen volgt dit beoordelingskader uit de Ow, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Bbl. Uit artikel 5.18 in samenhang met artikel 5.20 Ow blijkt dat in het Bkl beoordelingsregels zijn opgenomen op grond waarvan wordt bepaald of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt verleend of geweigerd. Deze beoordelingsregels worden gesteld met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en duurzaamheid en bruikbaarheid. In afdeling 8.3 van het Bkl staan de beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit. De technische bouwactiviteit moet, voor zover hier van belang, voldoen aan de regels over bouw- en sloopwerkzaamheden in afdeling 7.1 van het Bbl en de regels over verbouw, verplaatsing en wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk in hoofdstuk 5 van het Bbl. In het besluit van 5 september 2024 staat dat het bouwplan voldoet aan de relevante voorschriften uit het Bbl met inachtneming van de voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning. Verzoekster heeft dat ook niet gemotiveerd bestreden. De voorzieningenrechter overweegt dat in hoofdstuk 5 en afdeling 7.1. van het Bbl geen regels staan over waar een deur wel of niet mag worden geplaatst. Verweerder heeft zich volgens de voorzieningenrechter dus terecht op het standpunt gesteld dat geen ruimte bestaat voor een extra belangenafweging wat betreft deze deur.

Dit neemt niet weg dat verzoekster mogelijk enige overlast van het feitelijk gebruik van de deur kan ondervinden, dit kan echter niet tot het oordeel leiden dat de omgevingsvergunning in strijd met de regels is verleend. Het Bbl kent namelijk geen juridische grondslag voor een extra toetsing van de gevolgen van een bouwplan.

De voorzieningenrechter vindt daarom dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften uit het Bbl.

Het is aan verzoekster en verhuurder en/of de toekomstige bewoners van de derde/vierde verdieping om met elkaar in gesprek te blijven over het dagelijks gebruik van de toegangsdeur. Op de zitting heeft vergunninghouder wel naar voren gebracht dat bij de bouw extra aandacht is voor isolatie om eventuele overlast zo veel mogelijk te voorkomen.

De conclusie van het voorgaande is dat tegen deze achtergrond de bezwaargronden van verzoekster geen redelijke kans van slagen hebben. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen.

Artikel delen