Milieueffecten zoals geluid en geur zijn ruimtelijk relevant. Daarom kunnen ze in principe worden opgenomen in een bestemmingsplan. Het kan voor uitbreiding van een bedrijf nodig zijn om zowel een veranderingsvergunning te verlenen als het bestemmingsplan te herzien. In dat geval kan het praktisch lijken om de grenswaarden voor geluid en geur uit de omgevingsvergunning milieu als specifieke gebruiksregels vast leggen te leggen in het bestemmingsplan. De gedachte die vaak leeft is dat dan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving is geborgd.
In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag blijkt dat dit in de praktijk niet altijd zo werkt (ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4251). In dit geval ging het om een bestemmingsplan en gecoördineerd voorbereide omgevingsvergunning voor uitbreiding van een kippenslachterij. In dit bestemmingsplan heeft de raad regels opgenomen die beogen de milieubelasting voor de omgeving te begrenzen op het niveau uit de onderliggende milieuvergunning uit 2009. De formulering van die planregels roept echter vragen op bij de Afdeling. Zo is door het opnemen van milieuvoorschriften in de planregels onder meer onduidelijk wanneer de planregels gelden en wat de daarin vermelde begrippen betekenen. Dit levert strijd met de rechtszekerheid op.
De raad krijgt van de Afdeling een herstelopdracht, die mede inhoudt dat de raad dient te onderzoeken of het opnemen van voornoemde planregels met een aangepaste formulering wel noodzakelijk is. Daarbij wijst de Afdeling erop dat de geurnorm en geluidgrenswaarden al zijn opgenomen in de omgevingsvergunningen die nu voor de inrichting gelden.