Eerder overwoog de hoogste bestuursrechter dat de bepalingen uit het besluit omgevingsrecht over te bebouwen oppervlakte gaan voor op de bepalingen uit het bestemmingsplan. Dat is alleen anders als in (de toelichting op) het bestemmingsplan delen van het perceel expliciet niet als erf zijn aangemerkt (zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2020:2274). De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland overweegt echter dat van erf slechts sprake is als het bestemmingsplan dat niet verbiedt. Een ogenschijnlijke lichter criterium dus. Naast uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening wordt ook uitspraak op het beroep gedaan.
Vervolgens overweegt de voorzieningenrechter dat de in de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ opgenomen beperking maakt dat grond met deze dubbelbestemming niet kan worden aangemerkt als erf. Volgens de voorzieningenrechter doet de binnenplanse mogelijkheid daar niet aan af. Derhalve is het oordeel dat in dit geval geen sprake is van achtererf, zodat het gebouwde bouwwerk vergunningplichtig is.