De aanvraag van eiser 1 ziet naast de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ ook op de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het (milieuneutraal) veranderen van een inrichting’. Het college heeft de omgevingsvergunning in zijn geheel, dus ook voor deze activiteiten, geweigerd.
Een inhoudelijke beoordeling van de andere activiteiten heeft niet plaatsgevonden omdat (zo stelt het college) de omgevingsvergunning reeds op de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ is gestrand. Eisers voeren in beroep aan dat het college ten onrechte de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het (milieuneutraal) veranderen van een inrichting’ niet heeft beoordeeld. Volgens het college hoefde zij deze activiteiten niet meer te beoordelen, omdat het project door de weigering van de omgevingsvergunning voor ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ reeds niet uitvoerbaar is.
De Rechtbank Limburg gaf zijn oordeel hierover in een op 27 september 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:6398 gepubliceerde uitspraak en gaat daarbij ook in met de link met het leerstuk van de onlosmakelijke samenhang (artikel 2.7 Wabo).
Bouwen en het (milieuneutraal) veranderen van de inrichting
De aanvraag van eiser 1 ziet naast de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ ook op de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het (milieuneutraal) veranderen van een inrichting’. Het college heeft de omgevingsvergunning in zijn geheel, dus ook voor deze activiteiten, geweigerd. Een inhoudelijke beoordeling van de andere activiteiten heeft niet plaatsgevonden omdat (zo stelt het college) de omgevingsvergunning reeds op de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ is gestrand.
Eisers voeren in beroep aan dat het college ten onrechte de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het (milieuneutraal) veranderen van een inrichting’ niet heeft beoordeeld. Volgens het college hoefde zij deze activiteiten niet meer te beoordelen, omdat het project door de weigering van de omgevingsvergunning voor ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ reeds niet uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 2.21 van de Wabo en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:755) volgt dat als een omgevingsvergunningaanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten, en voor één van die activiteiten geldt dat die moet worden geweigerd omdat een weigeringsgrond van toepassing is, in beginsel de gehele omgevingsvergunning geweigerd wordt. Dit is alleen anders wanneer de aanvrager aan het bevoegd gezag verzoekt om voor de andere activiteiten toch de omgevingsvergunning te verlenen én er geen sprake is van onlosmakelijke samenhang als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo. Het is een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag om het verzoek van de aanvrager daartoe al dan niet in te willigen.
Gezien deze discretionaire bevoegdheid was het college niet gehouden om de aanvraag van eiser 1 voor zover die betrekking had op ‘bouwen’ en ‘het (milieuneutraal) veranderen van een inrichting’ te beoordelen (en indien mogelijk, te vergunnen), nadat het college al had geconcludeerd dat voor de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ een weigeringsgrond van toepassing was. Ook bij het nemen van het bestreden besluit hoefde het college die beoordeling niet te verrichten, ondanks dat eisers daar inmiddels om verzocht hadden in hun bezwaarschrift.
Voor zover sprake is van onlosmakelijke samenhang tussen de aangevraagde activiteiten, mocht het college zelfs niet overgaan tot het beoordelen en vergunnen van die andere activiteiten. Er is (in de zin van de Wabo) sprake van een onlosmakelijke samenhang indien één feitelijke handeling tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 en artikel 2.2 van de Wabo behoort. Tussen de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ bestaat onlosmakelijke samenhang. Dit betekent dat het college de activiteit ‘bouwen’ zelfs niet mocht beoordelen (en vergunnen) gelijktijdig met de weigering van de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Onder de Omgevingswet is afscheid genomen van het leerstuk van onlosmakelijke samenhang
YS:
Opgemerkt wordt dat onder de Omgevingswet géén sprake meer is van het vereiste van onlosmakelijke samenhang (Kamerstukken II, 33 962, nr. 3, p. 162). Op grond van artikel 5.7, lid 1 Omgevingswet kunnen meerdere vergunningplichtige activiteiten in één aanvraag worden gegoten, of de aanvragen kunnen los en gespreid in de tijd worden ingediend. Een aanvraag om een omgevingsvergunning kan dus naar keuze van de aanvrager op één of meer activiteiten betrekking hebben.