Deze interessante rechtsvraag was aan de orde in de uitspraak van de ABRvS van 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:991.
De raad stelt zich op het standpunt dat van een aanhangig beroep niet langer sprake is omdat [appellant] bij brief van 9 oktober 2024 aan de Afdeling heeft meegedeeld dat hij het ingestelde beroep intrekt bij een voorzien gebrek aan succes. Dat [appellant] bij brief van 10 oktober 2024 aan de Afdeling ter precisering heeft meegedeeld dat de intrekking betrekking heeft op zijn tweede verzoek om voorlopige voorziening, kan de intrekking niet ongedaan maken volgens de raad.
Een beroep kan schriftelijk worden ingetrokken (artikel 6:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht). De brief van 9 oktober 2024 is een reactie op een brief van de Afdeling van 2 oktober 2024 waarbij [appellant] is meegedeeld dat hij er rekening mee moet houden dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang en waarbij hem een gelegenheid voor een reactie binnen tien dagen is gegeven.
[Appellant] heeft bovenaan zijn brief van 9 oktober 2024 ‘Uw schrijven 2 oktober 2024’ vermeld met daarbij het zaaknummer van zijn tweede verzoek om voorlopige voorziening (zaak nr. 202404353/3/R3). Gelet op deze omstandigheden, is het naar het oordeel van de Afdeling buiten twijfel dat [appellant] met zijn brief van 9 oktober 2024 zijn tweede verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken en niet zijn beroep.