Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen heeft een vishandel uit Zutphen terecht een last onder dwangsom opgelegd om het consumeren van vis ter plaatse te beëindigen en het terras te verwijderen. Volgens de voorzieningenrechter is er sprake van horeca en dat is volgens het huidige bestemmingsplan niet toegestaan. Ook staat het bestemmingsplan een terras op die plek niet toe.
Het college legde de vishandel op 15 december 2022 een last onder dwangsom op om de horeca-activiteiten op locatie te beëindigen en het terras te verwijderen. Het bezwaar van de viswinkel tegen dit besluit verklaarde het college ongegrond. De viswinkel was het hier niet mee eens en stelde bij de rechtbank beroep in en vroeg aan de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen.
De viswinkel verkoopt op locatie bereide vis, verse of bevroren vis en aanverwante producten. Op de vrijdag en de zaterdag tussen 12:00 uur en 14:00 uur bakt en verkoopt de vishandel ook kibbeling. Klanten kunnen er voor kiezen om de vis mee te nemen of ter plaatse op te eten op het terras, dat bestaat uit 4 tuintafels en een parasoldoek. Van deze mogelijkheid wordt met name gebruik gemaakt op de momenten dat de gebakken kibbeling wordt verkocht. De voorzieningenrechter oordeelt - gelet op alle omstandigheden - dat het college het ter plaatse opeten van de vis terecht als horeca heeft aangemerkt. Het geldende bestemmingsplan staat op die plek alleen geen horeca toe, dus de vishandel moet stoppen met deze activiteit. Ook is volgens het bestemmingsplan een terras op die plek niet toegestaan, zodat de vishandel ook het terras moet verwijderen.
De viswinkel voert aan dat het handhavend optreden van het college niet evenredig is en dat het college van handhaving had moeten afzien. Er zijn geen klachten uit de buurt, het gaat om een kleine overtreding en zij zijn niemand tot last.
Volgens de voorzieningenrechter is het belang bij handhaving van het bestemmingsplan een zwaarwegend belang. Dat wat de vishandel aanvoert is onvoldoende om daar van af te zien. Bovendien mag de vishandel nog steeds vis verkopen, maar de vis mag alleen niet meer ter plaatse worden opgegeten.
Wel oordeelt de voorzieningenrechter dat het college niet goed de hoogte van de dwangsommen heeft gemotiveerd. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de dwangsommen op een lager bedrag vast te stellen, 10 duizend euro ten aanzien van de horeca en 1.000 euro per keer met een maximum tot 5.000 euro ten aanzien van het terras.
Alles afwegend verklaart de voorzieningenrechter het beroep gegrond met betrekking tot de hoogte van de opgelegde dwangsommen. De voorzieningenrechter matigt de hoogte van de dwangsommen. Voor het overige blijft het besluit in stand. Dit betekent dat het terras verwijderd moet worden en de vis niet ter plaatse mag worden opgegeten.