Op 5 september 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:3674 is een interessante uitspraak gepubliceerd van de Rechtbank Oost-Brabant over het belanghebbende-begrip in het kader van een gedeeltelijke intrekking van een natuurvergunning. Eiser is op een afstand van 2.6 km gelegen van het desbetreffende bedrijf. In de uitspraak geeft de rechtbank een oordeel of eiser al dan niet belanghebbende is. Van belang is of eiser gevolgen van enige betekenis zou kunnen ondervinden als gevolg van de intrekking van de natuurvergunning.
Het college heeft de vergunning met het besluit van 22 december 2022, op verzoek van [naam] , gedeeltelijk ingetrokken. De gedeeltelijke intrekking hangt samen met de uitbreiding van een ander bedrijf aan de [adres] ongenummerd te [woonplaats] . Dat bedrijf wil van de ingetrokken rechten gebruik maken om met toepassing van extern salderen een varkenshouderij op te richten of uit te breiden.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning van de pluimveehouderij van [naam] aan de [adres] te [woonplaats] . Het college heeft de vergunning met het besluit van 22 december 2022, op verzoek van [naam] , gedeeltelijk ingetrokken.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel belanghebbende is. Daartoe voert hij met name aan dat hij veel geuroverlast ondervindt van varkenshouderijen in de buurt. De geurbelasting op zijn woning overstijgt de grens van 19,4 odeur units aanzienlijk. De overheveling van rechten heeft betrekking op een project (uitbreiding met varkens) aan [adres] ongenummerd te [woonplaats] , terwijl hij al veel stankoverlast ondervindt van de varkenshouderij aan [adres] .
In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Op grond van artikel 8:1, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft alleen een belanghebbende het recht om bezwaar te maken tegen een besluit.
Volgens vaste rechtspraak is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit waarop een besluit betrekking heeft, in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, zijn factoren als afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, van belang. Deze factoren worden zo nodig in onderlinge samenhang bekeken. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn (ABRvS 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:169).
Het gaat in deze zaak om de gedeeltelijke intrekking van een natuurvergunning voor een pluimveehouderij aan de [adres] in [woonplaats] . Niet in geschil is dat eiser op een afstand woont van circa 2,6 km van dit bedrijf. Deze pluimveehouderij behoort niet tot de bedrijven waarvan eiser zegt stankoverlast te ondervinden. Die bevinden zich dichter bij zijn woning. Eiser voert aan dat hij geen feitelijke gevolgen kan ondervinden van een niet-uitgeoefend uitstootrecht. Hij heeft echter niet gesteld wel stankoverlast te ondervinden als de pluimveehouderij de dieren zou houden die op grond van de natuurvergunning zijn toegestaan. Dat is ook niet gebleken. Eiser ondervindt dus geen feitelijke gevolgen van enige betekenis van het houden van dieren door deze pluimveehouderij. Dit zal niet veranderen door de gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning.
De gedeeltelijke intrekking hangt samen met de uitbreiding van het bedrijf aan de [adres] ongenummerd te [woonplaats] . Dat bedrijf wil van de ingetrokken rechten gebruik maken om met toepassing van extern salderen een varkenshouderij op te richten of uit te breiden. Eiser woont op circa 1,1 km van het bedrijf aan de [adres] ongenummerd te [woonplaats] . Dat maakt eiser echter geen belanghebbende bij een besluit dat betrekking heeft op de [adres] in [woonplaats] . Een eventueel te verlenen natuurvergunning voor het bedrijf aan de [adres] ongenummerd te [woonplaats] staat hier niet ter discussie.
Eiser is dus geen belanghebbende bij de gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning voor de pluimveehouderij aan de [adres] te [woonplaats] .