Uit de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 5 november 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:7605) volgt dat een bestuursorgaan op grond van art. 5.9, eerste lid, Besluit omgevingsrecht (“Bor”) in een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ruimte mag bieden voor het testen of gebruiken van innovatieve technieken in opkomst, maar dit die mogelijkheid enkel ziet op verbetering van de voor de desbetreffende activiteit bestaande Beste Beschikbare Technieken (“BBT).
Aanleiding voor dit oordeel was een geschil over een verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor een bouwgrondstoffencentrum met haven en onderwaterdepot. In die vergunning had het college ruimte geboden voor het doen van proefnemingen ten aanzien van de opslag, overslag en bewerking van bouwgrondstoffen, verduurzaming van de scheepvaart of verduurzaming van de energievoorziening, waarbij voor een aaneengesloten periode van 6 maanden een hoger geluidsniveau zou zijn toegestaan dan voor de te verbeteren bedrijfsactiviteiten was vergund. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld door in het besluit ten onrechte niet te motiveren (i) of op de te verbeteren bedrijfsactiviteiten nu reeds BBT van toepassing zijn en zo ja, hoe de proefnemingen deze bestaande BBT zouden kunnen verbeteren en (ii) waarom het noodzakelijk is om daarbij af te wijken van de voor die bedrijfsactiviteiten geldende geluidsnormen.