Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Evenredigheidsbeginsel maakt opgelegde last ten aanzien van zwembad te verstrekkend

De beginselplicht tot handhaving houdt in dat de overheid tegen een overtreding moet handhaven, tenzij er wat bijzonders aan de hand is. Eén van die bijzondere omstandigheden is dat handhavend optreden zodanig onevenredig uitpakt in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. Een dergelijke situatie deed zich voor in een zaak die leidde tot een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2024. Daar oordeelde de voorzieningenrechter dat het gebruik van een zwembad in strijd met het bestemmingsplan door een bejaarde man toelaatbaar was gezien de leeftijd en mentale gesteldheid van de man.

8 januari 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Wat speelde in deze zaak?

Een getrouwd koppel heeft een loods in eigendom waarin zich een zwembad, sauna en bubbelbad bevinden. Reeds in 1985(!) verleende het college de eigenaren een bouwvergunning voor het veranderen van de loods ter verwerking van tuinbouwproducten. In plaats van het bassin aan te leggen voor het wassen van de producten, bouwden de eigenaren (in strijd met het bestemmingsplan) een zwembad, bubbelbad en sauna. In hetzelfde jaar verzocht het college de eigenaren om de in afwijking van de verleende bouwvergunning uitgevoerde bouwwerken af te breken. Het koppel heeft destijds laten weten hier gehoor aan te geven. In 1989 oordeelde de toenmalige Afdeling rechtspraak van de Raad van State dat ervan moest worden uitgegaan dat aan de last om deze voorzieningen weg te halen, was voldaan.

In 2022 werd echter de aanwezigheid van het zwembad opgemerkt omdat deze werd genoemd in een zienswijze over het perceel die naar voren is gebracht bij het ontwerp voor het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied herziening juni 2022”. Het college legde het echtpaar na een controle op het perceel vervolgens in januari 2024 een last onder dwangsom op wegens het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van de loods. Het gebruik voor privé- of woondoeleinden is immers niet in lijn met de aan het perceel toegekende bestemming “Bedrijf”. In de last heeft het college de eigenaren, kort gezegd, gelast om het gebruik van het bassin als zwembad te staken en het water uit het bassin te verwijderen, en het bubbelbad en de saunacabine in zijn geheel te verwijderen. Hiertegen maakte de eigenaresse bezwaar. Zij wil in ieder geval dat haar echtgenoot kan blijven zwemmen en vindt het onredelijk dat hem dat wordt verboden.

Het college heeft de last onder dwangsom vervolgens deels herroepen en gewijzigd. Ten aanzien van het zwembad mocht het water in het bassin blijven, maar moest het echtpaar het verwarmen via een installatie staken en de chloorunit verwijderen. De last bleef ten aanzien van de sauna en het bubbelbad ongewijzigd. Deze gewijzigde last heeft evenals tot doel het gebruik van het zwembad te staken, omdat als gevolg van de maatregelen niet kan worden gezwommen.

Beroep op het evenredigheidsbeginsel

De zaak belandt bij de voorzieningenrechter waar de eigenaresse betoogt dat het college door handhavend op te treden in strijd handelt met het evenredigheidsbeginsel. Zij voert hiertoe allereerst aan dat het college al 40 jaar af wist van de huidige situatie en al die tijd niet heeft ingegrepen, waar zij uit afleidt dat er geen bezwaren bestonden tegen het recreatieve gebruik. In een controlerapport uit 1985 is zelfs opgemerkt dat een recreatieve bestemming de beste optie voor de loods zou zijn. Nadien is niet gehandhaafd. Verder was het bestaan van het zwembad bij veel inwoners en binnen de gemeente bekend en heeft ook een raadslid in het zwembad gezwommen. Eigenaresse ging er daarom vanuit dat de situatie werd gedoogd en er sinds 1985 sprake is van toegestaan gebruik. Daarnaast is er volgens haar geen sprake van een aantasting van de woon- en leefomgeving en is er ook geen sprake van gevaar voor precedentwerking. Bovenal maakt de echtgenoot van eigenaresse die al op leeftijd is (85), op advies van de gemeente, dagelijks gebruik van het zwembad. Dit specifieke geval leent zich dan ook voor toepassing door de gemeente van het persoonsgebonden overgangsrecht.

Het college daarentegen meent dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor zou moeten worden afgeweken van handhavend optreden. Het college heeft naar eigen zeggen, anders dan de eigenaresse betoogt, nooit geweten van het strijdig gebruik en uit niets blijkt dat zij dit strijdig gebruik heeft willen gedogen.

Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?

De voorzieningenrechter constateert dat, gelet op de overtreding, het betoog van de eigenaresse op grond van de rechtspraak over de beginselplicht tot handhaving niet slaagt. Dat het college gedurende een reeks van jaren niet handhavend heeft opgetreden, betekent niet dat het echtpaar er vanuit mocht gaan dat de overtreding (waarvan zij zich wel degelijk bewust waren) was gelegaliseerd of door de gemeente werd toegestaan.

Hoewel naar het oordeel van de voorzieningenrechter juridisch gezien het gebruik van het zwembad dus zou moeten worden gestaakt, kijkt de voorzieningenrechter ook vanuit maatschappelijk perspectief naar de aard en ernst van de overtreding. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel komt volgens de voorzieningenrechter in feite neer op de vraag of de echtgenoot in het zwembad mag blijven zwemmen totdat hij niet meer in staat is om dit te doen. De voorzieningenrechter acht het onredelijk hem dat te verbieden, gezien het tijdsverloop van het ongestoord gebruik van het zwembad, in combinatie met de leeftijd en de aangevoerde mentale gesteldheid van de man. De verwachting is dat hij nog maar een beperkte tijd kan zwemmen. Bovendien heeft zijn omgeving geen last van dit gebruik. De voorzieningenrechter laat uitdrukkelijk in het midden of het college wist of behoorde te weten van het gebruik van de loods als zwembad, maar acht bij dit oordeel het perspectief van de burger en de huidige maatschappelijke opvattingen over het evenredigheidsbeginsel doorslaggevend. Het gebruik van het zwembad moet in dit geval dus worden toegestaan en de man op leeftijd kan blijven zwemmen in zijn loods. De voorzieningenrechter herroept de last op dit punt. Aangezien het bubbelbad en de sauna niet meer worden gebruikt, is het deel van de last dat strekt tot verwijdering van het bubbelbad en de sauna, niet onevenredig. Die rechtsgevolgen blijven in stand. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.

Tot slot

Bij deze uitspraak rijst echter wel de vraag of de rechtsoverwegingen van de voorzieningenrechter wellicht niet toch bredere implicaties kunnen hebben. Er zijn immers veel meer casussen voorstelbaar waarin maatschappelijke aspecten leiden tot een onevenredige situatie die de beginselplicht tot handhaving aan de kant zou kunnen zetten. Interessant is hoe de uitspraak eruit zou hebben gezien wanneer omwonenden wél last zouden hebben gehad van het illegale zwembad. Kan in zo’n geval dan minder makkelijk handhavend worden opgetreden omdat maatschappelijke aspecten zwaarder wegen?

Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:5171.

Artikel delen