In de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 3 september 2023, ECLI:NL:RBOBR:2024:4125 is de verlening van een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op basis van de Omgevingswet aan de orde. Interessant is dat de voorzieningenrechter oordeelt dat de beoordelingsregel van de waterschapsverordening dwingend is geformuleerd. Daarbij wijst de rechter er op dat dit ook het geval is bij de (binnenplanse omgevingsplanactiviteit). Meer hierover is te lezen in mijn artikel hieromtrent.
Zoek de verschillen: binnenplans afwijken onder de Wabo versus de Omgevingswet.
Het waterschap hanteert bij vergunningverlening het uitgangspunt dat er geen duikers in a watergangen worden gelegd. In dit geval is sprake van vervanging van een bestaande duiker en daarom wordt een uitzondering gemaakt. Aan het bestreden besluit ligt een memo ten grondslag. In dit memo wordt aangegeven dat het voornemen bestaat een nieuwe A watergang te leggen en wordt ook aangegeven dat de capaciteit van dit gemaal wordt vergroot.
Art. 5.3 Ow bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten wanneer dat in de waterschapsverordening is bepaald. De vergunningplicht voor dit soort werkzaamheden wordt gegeven in de Waterschapsverordening. In art. 2.2, lid 1 van de waterschapsverordening is het verboden zonder vergunning in een a-water handelingen te verrichten. In art. 1.13 onder a v.d. verordening is het volgende bepaald: “Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste”;
Art.1.13 v.d. Waterschapsverordening is dwingend geformuleerd. Deze wijze van formulering lijkt geen beleidsruimte te bieden aan het bevoegd gezag. Als de activiteit verenigbaar is met het belang van voorkomen van wateroverlast, wordt de omgevingsvergunning verleend en als dat niet zo is, dan wordt de omgevingsvergunning niet verleend. Deze wijze van dwingend formuleren komt op meer plaatsen voor, bijvoorbeeld in art. 8.0.a, lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (de algemene beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit). De wijze van toetsen van deze omgevingsvergunning op basis van de waterschapsverordening met een ogenschijnlijk dwingende formulering, leent zich niet voor een oordeel van de voorzieningenrechter in deze procedure.