Uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 augustus 2023 blijkt dat de spanningen hoog opliepen tussen de gemeente Nunspeet en het college van gedupeerde staten van Gelderland. De voorzieningenrechter dient eraan te pas te komen om de overheidspartijen ertoe te bewegen om (maatwerk-)afspraken te maken. De spil van het geschil: de dassen en hun foerageergebied.
De gemeente begint met de voorbereiding van de uitvoering van het bestemmingsplan, waarna de daadwerkelijke werkzaamheden zijn gestart. Het bestemmingsplan is in rechte vast te komen staan na een uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:603).
Voor onderhavige zaak is het relevant om op te merken dat de Afdeling heeft overwogen dat het aannemelijk is dat de dassen ook na aanleg van het bedrijventerrein het noordoostelijke gedeelte van hun territorium kunnen bereiken en daar kunnen foerageren. De raad heeft zich daarom volgens de Afdeling redelijkerwijs op het standpunt mogen stellen dat de Wet natuurbescherming (Wnb) niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Na een handhavingsverzoek en een controle door de toezichthouder heeft het college op 11 juli 2023 de werkzaamheden per direct stilgelegd vanwege overtreding van de Wnb en heeft daarbij ook een (preventieve) last onder dwangsom opgelegd aan de gemeente.
In het bestreden besluit stelt het college dat door deze en nog uit te voeren werkzaamheden het leefgebied van de das wordt verstoord en mogelijk sprake zal zijn van onomkeerbare negatieve effecten op het leefgebied van de das. De gemeente is in bezwaar gegaan en heeft tevens een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend.
Tijdens de behandeling van de voorlopige voorziening hebben partijen afspraken weten te maken. Er is onder meer afgesproken dat een onafhankelijk deskundige onderzoek zal doen naar de gevolgen van de nog uit te voeren werkzaamheden voor de omvang van het essentiële foerageergebied van de aanwezige dassen. Ook worden de migratiemogelijkheden van de das vanuit het zuidelijk deelgebied naar het noordelijk en westelijk deelgebied en of daarmee de functionaliteit van de aanwezige burchten wordt aangetast onderzocht.
De gemeente heeft op zitting uiteengezet dat er een beplantingsplan is opgesteld. Op deze manier wil de gemeente ervoor zorgen dat de dassen, na realisatie van het bedrijventerrein, door middel van een migratieroute aan de oostkant van het plangebied het noordoostelijk essentiële foerageergebied kunnen bereiken.
Onder verwijzing naar de gemaakte afspraken wijst de rechter het verzoek toe en schorst daarbij het handhavingsbesluit onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat zolang de beoogde route in het beplatingsplan niet functioneel is, de dassen moeten kunnen migreren van het ene gedeelte naar het andere gedeelte van het terrein.
Doordat partijen tijdens de zitting tot afspraken zijn gekomen, heeft de voorzieningenrechter geen (voorlopig) oordeel gegeven over de rechtmatigheid van het handhavingsbesluit. De vraag is dan ook of het college het handhavingsbesluit terecht heeft genomen. Om deze vraag te beantwoorden is het bestemmingsplan van belang op grond waarvan de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
In de plantoelichting staat dat meerdere onderzoeken zijn uitgevoerd naar de das. Om het leefgebied van de das niet te verstoren is een beplantingsplan opgesteld. Het aanleggen en in stand houden van het beplantingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in het bestemmingsplan. In de planregel staat dat het beplantingsplan binnen 1 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan dient te zijn aangelegd en vervolgens duurzaam in stand moet worden gehouden *.
Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van de termijn van 1 jaar en/of een andere inrichting, mits een ecologisch onderzoek is overgelegd en hieruit volgt dat de ecologische belangen niet in geding zijn.
Het bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 28 april 2022. Het handhavingsbesluit dateert van 11 juli 2023. Dat zou betekenen dat het beplantingsplan niet tijdig is gerealiseerd. Van een omgevingsvergunning waarbij is afgeweken van de termijn en/of inrichting is niet gebleken.
Het aanleggen en in stand houden van het beplantingsplan is kennelijk noodzakelijk om het leefgebied van de das niet te verstoren. Zonder in te gaan op de verbodsbepaling uit de Wnb is het voldoende aannemelijk dat de Wnb is overtreden en het college terecht handhavend heeft opgetreden. Dit zou volgens ons anders zijn geweest wanneer de gemeente het beplantingsplan tijdig zou hebben aangelegd.
Zelfs als de gemeente initiatiefnemer is van een bepaalde ontwikkeling, blijkt uit deze uitspraak dat het opletten geblazen blijft. Zo kan het dus voorkomen dat je als gemeente in strijd handelt met de regels van je eigen bestemmingsplan. Volgende keer toch maar beter in het bestemmingsplan kijken voordat wordt begonnen met de feitelijke werkzaamheden ter uitvoering van het plan.
* Interessant om hierbij op te merken is dat het niet voldoen aan de voorwaardelijke verplichting een vorm van strijdig gebruik oplevert als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.