Over het Didam II-arrest is inmiddels veel geschreven. De korte samenvatting van het arrest is dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat een overeenkomst gesloten in strijd met de Didam-regels niet nietig of vernietigbaar is. Handelen in strijd met de Didam-regels kan volgens de Hoge Raad wel een onrechtmatige daad opleveren. Zolang nog geen overeenkomst is gesloten die het overheidslichaam verplicht tot levering of zolang de levering aan een ander nog niet heeft plaatsgevonden, kan een benadeelde bij de rechter een verbod op verkoop of levering vorderen. Als al geleverd is kan een benadeelde gegadigde alleen nog schadevergoeding vorderen. Voor schadevergoeding moet wel worden bewezen dat de benadeelde een reële kans had om de selectieprocedure te winnen.
Voor de praktijk betreft dit arrest een belangrijke verduidelijking. Na het eerste Didam-arrest bleef onduidelijk wat de consequentie is van het in strijd met de Didam-regels handelen. Nu is duidelijk dat sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst en heeft een benadeelde derde alleen de mogelijkheid van het vorderen van een verbod op verkoop of levering of een schadevergoeding.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland oordeelt op 12 november 2024 dat de voorgenomen verkoop van een perceel grond aan Liander voor het plaatsen van een transformatorstation is toegestaan.
Het perceel grond dat de gemeente in eigendom heeft is onderdeel van een groenstrook. Liander wil 30 m² van dit perceel aankopen om daarop een transformatorstation te plaatsen. Eisers wil het perceel, voor zover dat naast zijn tuin is gelegen, kopen om zijn tuin uit te breiden. Hij wenst ‘absoluut’ niet dat er naast zijn woning een transformatiestation wordt gerealiseerd, omdat daardoor de waarde van zijn woning aanzienlijk zal dalen en hij de grond zelf ook goed kan gebruiken.
Kern van het geschil betreft de vraag of de gemeente uitvoering mag geven aan haar voornemen om 30 m² aan Liander te verkopen in plaats het ‘geheel’ aan eisers. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente dat mag. Schending van het gelijkheidsbeginsel zou namelijk alleen aan de orde kunnen komen als de gemeente zou hebben besloten de groenstrook niet aan Liander te verkopen maar aan een andere aanwonende, zonder daarbij ook eisers de gelegenheid te bieden mee te dingen.
De voorzieningenrechter zet uiteen dat de gemeente met de voorgenomen verkoop het algemeen belang heeft willen dienen. De voorzieningenrechter geeft aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat in grote delen van het land sprake is van zogenoemde netcongestie of dreiging daarvan. Ook in Harderwijk, zo heeft Liander gemotiveerd uiteengezet, laat de huidige capaciteit transport van nieuwe aansluitingen en/of verzwaringen van bestaande aansluitingen niet toe en dreigt overbelasting van het net. Verder speelt mee dat Liander een overheidsbedrijf is, dat primair het algemeen belang dient, wettelijke taken uitvoert en uiteraard niet zonder goede reden kostbare transformatiestations plaatst om de energietransitie in goede banen te leiden. In deze zaak staat dan ook bij voorbaat vast dat op grond van de objectieve, toetsbare en redelijke criteria – de noodzakelijke uitbreiding van de nutsvoorzieningen - uitsluitend Liander als enige serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.