Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Concurrent belanghebbende bij woningbouwproject? Is soort woning ('Domburgse zomerwoning') hierbij van belang?

Op 12 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1498 deed de ABRvS een interessante uitspraak over belanghebbendheid van concurrenten.

14 april 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Aan appellant sub 1 is aangevraagde omgevingsvergunning voor het realiseren van twee recreatieappartementen verleend

Appellant sub 2 beroept zich verder op zijn concurrentiebelang, omdat hij een zogeheten 'Domburgse zomerwoning' bij zijn woning verhuurt aan verblijfsrecreanten.

Over het door appellant sub 2 gestelde concurrentiebelang overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:518, is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Bij concurrenten gaat de Afdeling er in beginsel van uit dat feitelijke gevolgen (zoals omzetverlies) kunnen worden ondervonden indien de concurrent werkzaam is in hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied als de activiteit waarover het besluit gaat. Voor de beoordeling van de belanghebbendheid van concurrenten hanteert de Afdeling niet de correctie van het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’.

De Afdeling stelt vast dat appellant sub 2 een concurrent is van appellant sub 1, omdat hij net als appellant sub 1 in Veere een woning verhuurt voor recreatief nachtverblijf. Appellant sub 2 en appellant sub 1 zijn werkzaam in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied.

Het standpunt van het college dat de recreatiewoning van appellant sub 2 een zogeheten Domburgse zomerwoning is met andere ruimtelijke gevolgen en dat appellant sub 2 daarom geen concurrent is van appellant sub 1, deelt de Afdeling niet. Ook een Domburgse zomerwoning wordt verhuurd voor recreatief nachtverblijf. De ruimtelijke gevolgen van dit type recreatiewoning zijn vergelijkbaar met die van de recreatiewoningen op het perceel.

De Afdeling stelt verder met het college vast, en wat door appellant sub 2 niet is weersproken, dat er op Walcheren zeer veel woningen voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat appellant sub 2 door de toevoeging van twee recreatiewoningen geen feitelijke gevolgen zal ondervinden op de verhuurkansen van zijn zomerwoning. Appellant sub 2 is daarom geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit op bezwaar van 15 oktober 2020.

Artikel delen