De Afdeling oordeelt in de uitspraak van 6 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4507) dat de burgemeester het clubhuis van een motorclub met aangrenzend café in het belang van het herstel van de openbare orde voor onbepaalde tijd mocht sluiten.
De burgemeester besloot hiertoe bijna tien weken nadat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de organisatie waarvan de motorclub als vereniging deel uitmaakte verboden had verklaard (zie de uitspraak van 15 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10406, bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1114). De Afdeling oordeelt, in navolging van de rechtbank, dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt kon stellen dat (i) de vrees gewettigd was dat het geopend blijven van het pand een ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, (ii) de burgemeester daarom bevoegd was om het pand te sluiten en (iii) de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting voor onbepaalde tijd nodig is in het belang van het herstel van de openbare orde. Mede omdat de motorclub pas na de hiervoor bedoelde beschikking van het gerechtshof heeft besloten om afstand te nemen van de verboden verklaarde organisatie en de daarbij horende cultuur én er niet in is geslaagd dit in de tussenliggende periode tot aan de sluiting van het clubhuis aannemelijk te maken, slaagt het beroep van de vereniging op het evenredigheidsbeginsel niet.