Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Art. 6.8 Wro biedt geen aanspraak op vergoeding van exploitatieschade in de vorm van gederfde inkomsten

De Afdeling oordeelt in haar uitspraak van 28 augustus 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3490) dat de in art. 6.8 Wet ruimtelijke ordening (“Wro”) opgenomen vergoedingsaanspraak voor ‘hogere kosten’ geen grondslag biedt voor de vergoeding van economische schade als gevolg van verkleining van de hoeveelheid uitgeefbaar bedrijventerrein.

5 september 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Om die reden hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Waterstaat (“ministers”) terecht besloten om de als gevolg van de uitvoering van het Tracébesluit gestelde exploitatieschade niet aan de gemeente te vergoeden. Aanleiding voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding was de uitvoering van een door beide ministers vastgesteld Tracébesluit dat voorzag in de aanleg van een nieuw wegtracé. Dat tracé was gedeeltelijk over een bedrijvenpark was geprojecteerd. Vanwege deze ligging had de gemeenteraad besloten om het ter plaatse geldende bestemmingsplan met het daarbij behorende exploitatiegebied zodanig aan te passen, dat het nieuwe tracé niet langer onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan respectievelijk exploitatiegebied. De gemeente stelt dat het aldus verkleinen van het bedrijvenpark heeft geleid en nog zal leiden tot gemiste exploitatiebijdragen en derving van opbrengsten uit gronduitgifte. Voor deze economische schade wenst de gemeente te worden gecompenseerd. De Afdeling stelt vast dat op het geschil de Wro, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft. Om antwoord te geven op de vraag of het gestelde verlies aan opbrengsten kan worden aangemerkt als vergoedbare ‘hogere kosten’ als bedoeld in art. 6.8 Wro, gaat de Afdeling na wat onder deze laatstbedoelde kosten dient te worden verstaan. Omdat de Wro niet definieert wat onder deze kosten moet worden verstaan, onderzoekt de Afdeling wat hieronder in het algemeen spraakgebruik moet worden verstaan. Omdat verminderde opbrengsten naar algemeen spraakgebruik niet als kosten kunnen worden beschouwd, omdat het geen uitgaven zijn, acht de Afdeling niet aannemelijk dat met ‘(hogere) kosten’ in art. 6.8 Wro gedoeld wordt op economische schade (in ruime zin) of op gederfde inkomsten. Uit de wettekst zelf leidt de Afdeling daarom geen aanspraak op vergoeding van gederfde inkomsten af. De systematiek van de wet verzet zich ook tegen deze gedachte, aldus de Afdeling: art. 6.8 Wro is namelijk niet ondergebracht in afdeling 6.1 (die ziet op tegemoetkoming in schade), maar in afdeling 6.2 (die gaat over de vergoeding van hogere kosten). En evenmin biedt de geschiedenis van de totstandkoming van art. 6.8 Wro volgens de Afdeling aanknopingspunten om aan te nemen dat de in het wetsartikel opgenomen vergoedingsaanspraak ook ziet op de economische schade die een gemeente ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan zelf lijdt. De Afdeling concludeert dat het verzoek om schadevergoeding terecht is afgewezen.

Artikel delen