De ABRvS heeft op 5 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:407 een uitspraak gedaan over de aannemelijkheidstoets die geldt op grond van artikel 2.10, lid 1, onder a Wabo (bij de beoordeling van een omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen) in relatie tot geluid van een buitenunit van een warmtepomp (in verband met artikel 3.8, lid 2 Bouwbesluit 2012). Hieronder wordt hier nader op ingegaan en wordt ook onderzocht of er bij de technische bouwactiviteit onder de Omgevingswet (artikel 5.1, lid 2, onder a Omgevingswet) ook sprake is van een dergelijke aannemelijkheidstoets.
De Bewonersvereniging betoogt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de op het dak van het woongebouw aanwezige buitenunits van de warmtepompen voor de omliggende woningen aan de Bergeonstraat.
Artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 luidt: "Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai."
De Afdeling wijst erop dat het van toepassing zijnde wettelijke toetsingskader is neergelegd in artikel 2.10, lid 1, onder a, van de Wabo. De toets die het college moet uitvoeren is een aannemelijkheidstoets. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4197, komt het college bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 beoordelingsruimte toe.
Dit betekent dat niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan (vgl. ook de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2375, onder 10).
De Afdeling is van oordeel dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning aannemelijk heeft mogen achten dat voor elke individuele buitenunit van een warmtepomp wordt voldaan aan het in artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 opgenomen maximale geluidsniveau van 40 dB. Daarbij is van belang dat de afstand tussen het woongebouw waarop de buitenunits van de warmtepompen worden geplaatst en het dichtstbij gelegen perceel aan de Bergeonstraat ongeveer 23 m bedraagt en dat het zeer waarschijnlijk is dat de buitenunits niet op de randen van het dak worden geplaatst maar meer naar het midden toe, zodat de afstand waarschijnlijk nog groter zal zijn. Ten slotte heeft het college er nog op gewezen dat mocht op enig moment blijken dat een individuele buitenunit niet aan de norm voldoet er de mogelijkheid bestaat om een verzoek om handhaving in te dienen bij het college.
De bouwtechnische omgevingsvergunning is wettelijk geregeld in artikel 5.1, lid 2, onder a, Omgevingswet jo. art. 2.25 en 2.26 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In artikel 5.18 jo. artikel 5.20 Omgevingswet jo. artikel 8.3a en 8.3b van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zijn de beoordelingsregels opgenomen voor de bouwtechnische vergunning.
Artikel 8.3b Bkl luidt als volgt:
"1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit die het bouwen van een nieuw bouwwerk inhoudt, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels van hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de maatwerkregels die op grond van artikel 4.7 van dat besluit in het omgevingsplan zijn gesteld.
2. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit die het verbouwen of het verplaatsen van een bestaand bouwwerk inhoudt, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels van hoofdstuk 5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving
Artikel 8.3b Bkl bevat de beoordelingsregels voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit. Uit de tekst en memorie van toelichting volgt dat er ook onder vigeur van de Omgevingswet nog steeds sprake is van een aannemelijkheidstoets.
Daarbij wordt een onderverdeling aangebracht tussen bouwactiviteiten die betrekking hebben op een nieuw bouwwerk (eerste lid) en op het verbouwen of het verplaatsen van een bestaand bouwwerk (tweede lid). Bepaald is dat de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als aannemelijk is dat wordt voldaan aan de regels die op grond van het Bbl gelden voor de hiervoor genoemde categorieën bouwactiviteiten. Als voor het bouwen van een nieuw bouwwerk op grond van artikel 4.7 Bbl een maatwerkregel in het omgevingsplan is gesteld over een regel in dat besluit, maakt die maatwerkregel ook deel uit van de beoordelingsregels. Met deze beoordelingsregels worden materieel de beoordelingsregels zoals die op grond van de Wabo voor het technische deel van de bouwactiviteit gelden, gecontinueerd (Staatsblad 2020, nr. 400, p. 1623 en 1624).