Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

26ste rechterlijke uitspraak BOPA

Op 6 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2025:1300) de inmiddels 26ste uitspraak gepubliceerd over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). In de uitspraak wordt ingegaan op de toetsing van het criterium van de 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' in verband met uitzicht, bezonning en het ruimtebeslag.

6 februari 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Ook is in dit geval op grond van artikel 4.7, lid 1 Omgevingswet voor de afwijking van de algemene regel voor de oppervlakte van de toiletruimtes van artikel 4.167 Besluit bouwwerken leefomgeving een hangtoilet als gelijkwaardige maatregel mogen aanmerken. Met deze veel voorkomende gelijkwaardige oplossing is ondanks het kleinere vloeroppervlak namelijk nog voldoende beweegruimte aanwezig. Aan de vereisten die artikel 16.55, lid 6 en 7 Omgevingswet en artikel 7.4, lid 1 Omgevingsregeling stellen aan participatie is voldaan. Bij de vergunningaanvraag is namelijk de ‘Memo Participatie Choorstraat Monster’ gevoegd. Aan de inhoud van het participatietraject zijn geen eisen verbonden, nu het project niet valt onder een van de door de gemeenteraad aangewezen categorieën van gevallen waarin participatie verplicht is.

De eerdere BOPA-uitspraken zijn de volgende:

•1. Rb. Gelderland van 29 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1822;

•2. Rb. Noord-Holland 2 april 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3117;

•3. Rb. Gelderland 11 april 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2126;

•4. Rb. Gelderland 13 mei 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2827;

•5. Rb. Zeeland West-Brabant 9 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5121;

•6. Rb. Midden-Nederland 9 augustus 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4727;

•7. Rb Amsterdam 12 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4679;

•8. Rb. Gelderland 23 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5749;

•9. Rb. Midden-Nederland 26 augustus 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5097 ;

•10. Rb. Zeeland West-Brabant 29 augustus 2024,ECLI:NL:RBZWB:2024:5780;

•11. Rb. Gelderland 30 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5928;

•12. Rb. Den Haag 13 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14503;

•13. Rb. Midden-Nederland 30 september 2024,ECLI:NL:RBMNE:2024:4951;

•14. Rb. Midden-Nederland 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5244;

•15. Rb. Gelderland 14 oktober 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:6960;

• 16. Rb. Overijssel 24 oktober 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:5423;

• 17. Rb. Rotterdam 28 oktober 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:10701;

• 18. Rb. Oost-Brabant 29 oktober 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:5114;

• 19 Rb. Amsterdam 28 november 2024, ECLI:NL:RBAMS:202

• 20 Rb. Rotterdam 9 december 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:12281;

• 21 Rb. Midden-Nederland 16 januari 2025, ECLI:NL:RBMNE:2024:6862;

• 22. Rb. Rotterdam 21 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2024:13160;

• 23. Rb. Overijssel 24 januari 2025, ECLI:NL:RBOVE:2024:6981;

• 24 Rb. Zeeland West-Brabant 27 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:294);

• 25 Rb. Zeeland West-Brabant van 27 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:282

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een appartementencomplex op het perceel [perceelnummers] te Monster.

Dat tegen het bestemmingsplan “Gemeentekantoor Monster” nog beroep aanhangig is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, betekent niet dat het besluit op de vergunningaanvraag moest wachten op de uitspraak op dat beroep. Het bestemmingsplan is in werking getreden en maakt inmiddels onderdeel uit van het omgevingsplan, zodat de vergunningaanvraag daaraan moest worden getoetst.

Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omgevingsvergunning is verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De overschrijding van de bouwhoogte van het platte dak met 3,7 cm is zeer marginaal en niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied. Het deel van het schuine dakvlak aan de achterzijde waar de bouwhoogte met maximaal 1,6 m wordt overschreden, is ook niet zichtbaar vanaf de Choorstraat. Gelet op de ligging van het dakvlak ten opzichte van de woning van verzoeker, is het niet aannemelijk dat de verhoging voor hem leidt tot een extra belemmering van uitzicht of bezonning. Het standpunt van het college dat de afwijkingen van de bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn, is daarom navolgbaar.

Voor zover verzoeker stelt dat het bouwvolume van het appartementencomplex in zijn geheel niet past in het centrum van het dorp, geldt dat dit bouwvolume, op de twee voornoemde afwijkingen na, binnen het omgevingsplan past. Dat omgevingsplan ligt in deze procedure niet ter toetsing voor. Als gezegd, is dit plan in werking en was het college gehouden de vergunningaanvraag hieraan te toetsen.

Het vergunde bouwplan leidt ook niet tot een groter ruimtebeslag op het groen en water dan het omgevingsplan toestaat. Daarom kan hetgeen verzoeker stelt over de Visie Monster (die inmiddels is vervangen door de Omgevingsvisie) geen afbreuk doen aan de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning.

Dat geldt ook voor de bezwaargronden die zien op het dempen van de vijver en het beschadigen van een boom. Dit betreft namelijk een zogenoemde wateronttrekkingsactiviteit respectievelijk een feitelijke handeling, waarop de bestreden omgevingsvergunning geen betrekking heeft.

Voor de afwijking van de algemene regel voor de oppervlakte van de toiletruimtes van artikel 4.167 van het Besluit bouwwerken leefomgeving heeft het college op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet een hangtoilet als gelijkwaardige maatregel mogen aanmerken. Met deze veel voorkomende gelijkwaardige oplossing is ondanks het kleinere vloeroppervlak namelijk nog voldoende beweegruimte aanwezig.

Aan de vereisten die artikel 16.55, zesde en zevende lid, van de Omgevingswet en artikel 7.4, eerste lid, van de Omgevingsregeling stellen aan participatie is voldaan. Bij de vergunningaanvraag is namelijk de ‘Memo Participatie Choorstraat Monster’ gevoegd. Aan de inhoud van het participatietraject zijn geen eisen verbonden, nu het project niet valt onder een van de door de gemeenteraad aangewezen categorieën van gevallen waarin participatie verplicht is.

De conclusie is dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen totdat op het bezwaarschrift van verzoeker is beslist.

Artikel delen