De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland die is gepubliceerd op 30 september 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4951, is de inmiddels 13e rechterlijke uitspraak over de toepassing van het instrument van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). In de 13e BOPA-uitspraak wordt o.a. ingegaan op de stelling dat evenementen in het planologische regime (beheersverordening, sinds 1 januari 2024 het omgevingsplan) had moeten worden geregeld in plaats van middels BOPA's toestemming verlenen en wordt in het kader van de toetsing van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties o.a. ingegaan op de aspecten flora- en fauna en geluidsoverlast. Ten aanzien van geluid wijzigt de voorzieningenrechter een vergunningvoorschrift.
De eerdere 12 uitspraken over de BOPA zijn de volgende:
•1. Rb. Gelderland van 29 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1822;
•2. Rb. Noord-Holland 2 april 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3117;
•3. Rb. Gelderland 11 april 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2126;
•4. Rb. Gelderland 13 mei 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2827;
•5. Rb. Zeeland West-Brabant 9 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5121;
•6. Rb. Midden-Nederland 9 augustus 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4727;
•7. Rb Amsterdam 12 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4679;
•8. Rb. Gelderland 23 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5749;
•9. Rb. Midden-Nederland 26 augustus 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5097 ;
•10. Rb. Zeeland West-Brabant 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5780;
•11. Rb. Gelderland 30 augustus 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:5928.
12. Rb. Den Haag 13 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14503
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de vergunning die het college op 25 juli 2024 aan vergunninghouder heeft verleend, ter vervanging van de op 18 juli 2024 verleende vergunning. Het betreft een tijdelijke omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit voor het evenement Utrechtse Introductie Tijd 2024 (UIT 2024) op donderdag 15 augustus 2024 met daarbij de behorende op- en afbouwdagen van vrijdag 9 augustus tot en met zaterdag 17 augustus 2024 op de locatie [locatie] .
Verzoekster heeft aangevoerd dat het college steeds vlak voor een evenement dit via een omgevingsvergunning toestaat, terwijl dit eigenlijk in de beheersverordening geregeld had moeten worden.
Bij de vaststelling van de beheersverordening ‘[naam]’ is er niet voor gekozen om het gebruik voor evenementen van [locatie] planologisch toe te staan. De beheersverordening is nu opgenomen in het Omgevingsplan gemeente Utrecht. Het college mag met een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit toestaan dat in het park evenementen worden georganiseerd. De grondslag daarvoor is artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 5.18, eerste lid van de Omgevingswet en artikel 8.0a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Daarvoor is wel vereist dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en dat de relevante belangen in de beoordeling worden gewogen. Hierbij kan ook meegewogen worden hoe vaak in een specifiek park een evenement wordt georganiseerd. Naarmate er vaker evenementen op dezelfde locatie worden georganiseerd, moeten hogere eisen worden gesteld aan de afweging om die evenementen met een ‘losse’ omgevingsvergunning toe te staan. De aspecten die het college in het kader van evenwichtige toedeling van functies in zijn besluitvorming heeft betrokken en de gemaakte belangenafweging, zullen hierna aan de orde komen.
De voorzieningenrechter merkt daar nog bij op dat hij de frustratie bij verzoekster begrijpt dat bij evenementen steeds vlak voor het evenement met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de beheersverordening. De voorzieningenrechter is het alleen niet met verzoekster eens dat zij daardoor in haar rechtsbescherming wordt beperkt. Zij kan bezwaar maken en beroep instellen, en als de tijd tot het evenement zodanig kort is dat die procedures niet afgewacht kunnen worden, kan een voorlopige voorziening gevraagd worden, zoals zij nu ook doet. Daarbij weegt ook mee dat hoe groter de kans is dat het bezwaar leidt tot herroeping van het besluit, hoe eerder de voorzieningenrechter het besluit schorst. In dat geval doet het er ook minder toe hoe groot de mogelijke schade bij een organisator is en is er dus ook geen sprake van een voldongen feit, zoals verzoekster stelt.
Negatieve gevolgen voor flora en fauna
Verzoekster vreest voor beschadiging van bomen en de grasvelden en voor negatieve effecten op de in het park aanwezige dieren.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de omgevingsvergunning voorschriften zijn verbonden over de bescherming van flora en fauna. Daarin zijn maatregelen opgenomen om schade aan het park en de bomen te voorkomen. Volgens het college herstelt het gras na het evenement voldoende. Verzoekster betwist dat. Hoewel de voorzieningenrechter de zorgen van verzoekster begrijpt, heeft hij geen reden om te twijfelen dat herstel op enige termijn mogelijk is. En zelfs als volledig herstel van het grasveld uitblijft, dan nog zijn dit niet zodanige negatieve gevolgen voor de flora en fauna in [locatie] dat het college op grond daarvan in redelijkheid de vergunning niet had kunnen verlenen.
Geluidsoverlast
Verzoekster vreest voor onevenredige geluidoverlast. Primair wil zij dat het maximaal toegestane dB(a) wordt gezet op 70 dB(a). Ter onderbouwing hiervan wijst zij op een advies van [adviesbureau] van 12 januari 2024, waarin dit wordt geadviseerd voor middelgrote evenementen als deze. Het college heeft opgemerkt dat met dit rapport van [adviesbureau] een advies is uitgebracht over een mogelijk nieuw geluidsprotocol van buitenevenementen binnen de gemeente Utrecht. Zover is het echter nog niet. Er is geen reden waarom het college moet anticiperen op een eventuele wijziging van haar beleid. Het college mag haar bestaande beleid dus volgen.
In dit geval heeft het college er echter voor gekozen om af te wijken van haar eigen beleidsregels uit de Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen, door niet als voorschrift op te nemen dat op loodrecht 100 meter van de geluidsbron het geluid gemeten moet worden, maar op de gevels van omliggende woningen. Het voordeel voor omwonenden, zoals dat bij andere festivals met meerdere podia zich voordoet, doet zich in deze zaak echter niet voor. Voor dit evenement wordt slechts één podium opgesteld. De dichtstbijzijnde woning ligt op ongeveer 125 meter en zoals op zitting is besproken met de adviseur geluid, is het nadelig voor omwonenden om dan te meten op die 125 meter in plaats van de 100 meter die volgt uit de beleidsregel. Verzoekster heeft dit terecht opgemerkt in haar bezwaarschrift en de voorzieningenrechter acht de kans groot dat het college de vergunning op dit punt zal aanpassen in de beslissing op bezwaar. Partijen zijn het erover eens dat als gemeten moet worden op 100 meter, óók gemeten moet worden op de gevels van de omliggende woningen. De voorzieningenrechter zal daarom de geluidsvoorschriften aanvullen met het voorschrift dat óók op 100 meter loodrecht van de geluidsbron het geluid gemeten moet worden.
Betrokken belangen
Verzoekster vindt dat met haar belangen onvoldoende rekening is gehouden door het college. Zij wijst erop dat in [locatie] meerdere evenementen per jaar worden gehouden die elk meerdere weken een beslag op het park leggen en steeds geluidsoverlast en schade aan de bomen en het gras veroorzaken. Zij vindt dat te veel belang wordt gehecht aan het evenement.
Het college heeft er op zitting op gewezen dat er een behoefte bestaat bij het publiek aan dit soort evenementen. Verder heeft het evenement een grote toegevoegde waarde voor de stad. Het is de feestelijke afsluiting van de UIT-week en het college wil dat faciliteren. Het is daarnaast een goede manier om de studenten ook kennis te laten maken met dit deel van de stad. Het college houdt rekening met de belangen van omwonenden door met het stellen van voorschriften overlast en schade zo veel mogelijk te voorkomen. Het college wijst er verder op dat bij het vaststellen van de evenementenkalender ook een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij aandacht wordt gegeven aan de spreiding van evenementen over de verschillende locaties in de stad en over het jaar.
De voorzieningenrechter is het met verzoekster eens dat de belangenafweging in het besluit nogal algemeen van aard is. Het college kan dit echter in de beslissing op bezwaar herstellen, zonder het besluit te hoeven herroepen.
De voorzieningenrechter vindt de belangenafweging niet onredelijk. Hij kan volgen waarom het college hiertoe besloten heeft en verwacht niet dat de belangenafweging voor het college aanleiding zal zijn om in de beslissing op bezwaar de omgevingsvergunning te herroepen.
Conclusie voorlopig rechtmatigheidsoordeel
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, maar verwacht wel dat in bezwaar de geluidsvoorschriften aangepast zullen worden.
Belangenafweging
De voorzieningenrechter weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van het besluit op bezwaar van het college.
Verzoekster wil het vergunde evenement het liefste tegenhouden, zodat zij er donderdag geen overlast van zal ondervinden zonder dat het college op de bezwaren heeft beslist. Verzoekster heeft er in dit verband op gewezen dat de omgevingsvergunning heel laat is aangevraagd, waardoor de bezwaarprocedure niet kan worden afgerond voordat het evenement plaatsvindt. Ze voelt zich daardoor in haar belangen geschaad.
De voorzieningenrechter vindt dat deze gang van zaken minder wenselijk is, maar begrijpt anderzijds dat het vergunningverleningsproces voor een groot evenement omvangrijk is en dat het college afhankelijk is van wanneer de aanvraag wordt gedaan en wanneer de benodigde informatie beschikbaar is.
Tegenover het belang van verzoekster staat een groot belang van vergunninghouder en de nieuwe studenten dat hun evenement donderdag kan doorgaan. Gelet op de kans van slagen van het bezwaar weegt de voorzieningenrechter deze belangen zwaarder dan het belang van verzoekster.
De voorzieningenrechter:
-wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
-treft de voorlopige voorziening dat aanvullend het volgende voorschrift geldt:
“Op basis van artikel 3, lid 2 van de “Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen” dient het volume beperkt te blijven tot maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C) gemeten op loodrecht 100 meter afstand van de geluidbron.”