Op 26 januari 2016 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State
advies
uitgebracht over het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Bosma en Wilders (nu: De Graaf) tot bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest, de zogenoemde Zwarte Piet-wet. De Afdeling advisering uit felle kritiek op de Zwarte Piet-wet.
Met het initiatiefwetsvoorstel willen Bosma en De Graaf vastleggen hoe Zwarte Piet eruit moet komen te zien. Volgens het voorstel heeft Zwarte Piet "
een egaal zwart of donkerbruin gezicht, rood geverfde lippen, zwart krulhaar en goudkleurige oorbellen, en is gekleed in een fluweelachtige pak met pofbroek en draagt een hoofddeksel met een gekleurde veer."
De overheid wordt verplicht om te waarborgen dat bij sinterklaasevenementen die zij organiseren of financieren, Zwarte Pieten meedoen die voldoen aan deze kenmerken. Het doel van het voorstel is om Zwarte Piet te behouden voor Nederland.
De Afdeling advisering vindt dat dit wetsvoorstel veel te ver gaat. Volgens de Afdeling advisering is het niet de rol van de overheid om bij sinterklaasevenementen te bepalen hoe het gevolg van Sinterklaas er uit moet zien. Als burgers culturele evenementen en manifestaties willen organiseren, moet de overheid er voor zorgen dat die in goede banen worden geleid. De overheid verleent daar waar mogelijk medewerking aan de publieke en individuele veiligheid en het voorkomen van overlast. De overheid bemoeit zich uitdrukkelijk niet met de inhoud van de evenementen. Het wetsvoorstel gaat volgens de Afdeling advisering veel verder: van overheidswege wordt dwingend voorgeschreven hoe een bepaalde manifestatie van een volkscultuur er uit moet zien. Volgens de Afdeling advisering doorbreekt het wetsvoorstel het uitgangspunt van respect voor maatschappelijke pluriformiteit dat inherent is aan een democratische rechtsstaat en gebaseerd is op de idee van vrijheid.
Met andere woorden: niet de overheid bepaalt of Zwarte Piet wit of zwart is, maar de invulling aan de figuur van Zwarte Piet wordt overgelaten aan de burger.
Ook vindt de Afdeling advisering dat het initiatiefvoorstel niet verenigbaar is met de vrijheid van meningsuiting, die beschermd wordt door de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens de Afdeling advisering heeft de 'Pietencontroverse' de keuze voor een Piet met een bepaalde kleur steeds meer de betekenis gekregen van een stellingname, een opinie. Afwijkende sinterklaasvieringen komen daarmee onder het bereik van de uitingsvrijheid.
Het maatschappelijk debat over Zwarte Piet heeft zich steeds uitgestrekt tot de vraag of van de figuur van Zwarte Piet een discriminerend effect uitgaat en daardoor een schending oplevert van het grondrecht op respect voor het privéleven en het discriminatieverbod. De Afdeling advisering plaatst het initiatiefwetsvoorstel echter in de sleutel van het grondrecht vrijheid van meningsuiting. Dit onderstreept dat je van de figuur van Zwarte Piet veel mag vinden, althans dat de overheid in beginsel de mening over Zwarte Piet niet mag beperken. De grens van de vrijheid van meningsuiting is dat deze vrijheid niet zo ver mag gaan dat er wordt gediscrimineerd.