Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Wijziging Kaderrichtlijn afvalstoffen t.b.v. circulaire economie

Op 14 juni 2018 is een wijziging van de Kaderrichtlijn afvalstoffen gepubliceerd. Deze wijziging benadrukt het belang van efficiënt grondstoffengebruik in verband met de overgang naar een circulaire economie. Lidstaten moeten daarvoor passende maatregelen ten aanzien van bijproducten en einde-afvalfase producten nemen.

17 oktober 2018

Wijziging doelstelling Kaderrichtlijn afvalstoffen

De wijziging van de Kaderrichtlijn afvalstoffen die op 14 juni 2018 is gepubliceerd, betreft

Richtlijn (EU) 2018/851 van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen

. In de wijziging van de Kaderrichtlijn afvalstoffen staat onder andere het volgende.

Het afvalstoffenbeheer in de Unie moet worden verbeterd en moet worden omgevormd tot duurzaam materialenbeheer met het oog op de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens, een behoedzaam, efficiënt en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bevordering van de beginselen van de circulaire economie, een grootschaliger gebruik van hernieuwbare energie, de verhoging van de energie-efficiëntie en de vermindering van de afhankelijkheid van de Unie van ingevoerde hulpbronnen, zodat er nieuwe economische kansen ontstaan en het concurrentievermogen op lange termijn wordt bevorderd. Om de economie werkelijk circulair te maken, moeten aanvullende maatregelen worden genomen op het gebied van duurzame productie en consumptie door gericht te zijn op de totale levenscyclus van producten op zodanige wijze dat hulpbronnen behouden blijven en de kring wordt gesloten. Het efficiëntere gebruik van hulpbronnen zou ook aanzienlijke nettobesparingen met zich meebrengen voor bedrijven, overheden en consumenten in de Unie en zou tevens tot vermindering van de totale jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen leiden. ()

De doelstellingen voor de voorbereiding op hergebruik en recycling van afvalstoffen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten worden opgeschaald, zodat zij beter beantwoorden aan de ambities van de Unie om zich te ontwikkelen tot een circulaire economie.

Met het oog hierop is de doelstelling van de Kaderrichtlijn afvalstoffen gewijzigd. Hierin is expliciet de overgang naar een circulaire economie vastgelegd.

Passende maatregelen

Om duurzaam grondstoffengebruik te bevorderen, moeten lidstaten passende maatregelen nemen om:

  • de erkenning als bijproduct te faciliteren;

  • ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan, geacht wordt niet langer afval te zijn.

Dit betekent dat lidstaten moeten bevorderen dat stoffen of materialen niet (langer) als afvalstof, maar als bijproduct (artikel 5 Kaderrichtlijn afvalstoffen) of als einde-afvalfase product (artikel 6 Kaderrichtlijn afvalstoffen) worden aangemerkt. Dit maakt het hergebruik van stoffen eenvoudiger en bevordert dus een duurzaam grondstoffengebruik.

Bijproduct

De verplichting voor lidstaten om passende maatregelen te nemen om de erkenning als bijproduct te faciliteren, is vastgelegd in (het gewijzigde) artikel 5

Kaderrichtlijn afvalstoffen

.

1.

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, niet als een afvalstof wordt beschouwd maar als een bijproduct, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: ()

2. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de eenvormige toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op specifieke stoffen of voorwerpen. ()

3. Indien geen criteria op het niveau van de Unie zijn vastgesteld op grond van lid 2, kunnen de lidstaten gedetailleerde criteria vaststellen voor de toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op specifieke stoffen of voorwerpen.

De lidstaten moeten dus bevorderen dat stoffen of materialen niet als afvalstof, maar als bijproduct worden aangemerkt. Om als bijproduct te kunnen worden aangemerkt, moet een stof of materiaal voldoen aan de in artikel 5, eerste lid, Kaderrichtlijn afvalstoffen genoemde voorwaarden. Deze voorwaarden houden samengevat het volgende in:

  • het is zeker dat de stof zal worden gebruikt;

  • de stof kan onmiddellijk worden gebruikt zonder enige verdere verwerking anders dan die welke bij normale productiepraktijken gangbaar is;

  • de stof wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces, en

  • verder gebruik is rechtmatig.

Als een stof aan deze voorwaarden voldoet, is de stof een bijproduct en (dus) geen afvalstof. De bijproductenregeling uit de Kaderrichtlijn afvalstoffen is geïmplementeerd in artikel 1.1, zesde lid, Wet milieubeheer.

Einde-afvalfase

De verplichting voor lidstaten om passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan, geacht wordt niet langer afval te zijn, is vastgelegd in (het gewijzigde) artikel 6 Kaderrichtlijn afvalstoffen.

1.

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor recycling of andere nuttige toepassing heeft ondergaan niet langer als afval wordt beschouwd indien het aan de volgende voorwaarden voldoet: ()

2. De Commissie ziet toe op de ontwikkeling van nationale eindeafvalcriteria in de lidstaten en beoordeelt of er op basis daarvan voor de gehele Unie geldende criteria moeten worden ontwikkeld. Te dien einde stelt de Commissie in voorkomend geval uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de eenvormige toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op bepaalde soorten afval. ()

3. Indien geen criteria op het niveau van de Unie zijn vastgesteld overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde procedure, kunnen de lidstaten gedetailleerde criteria vaststellen voor de toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op bepaalde soorten afval. ()

4. Wanneer er op het niveau van de Unie of op nationaal niveau geen criteria zijn vastgesteld krachtens respectievelijk de leden 2 of 3, kan een lidstaat per geval besluiten, of passende maatregelen nemen om te verifiëren, dat bepaalde afvalstoffen niet langer afval zijn op grond van de voorwaarden van lid 1 en dit, in voorkomend geval, in lijn met de vereisten van lid 2, onder a) tot en met e), en rekening houdend met grenswaarden voor verontreinigende stoffen en eventuele negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid. ()

De lidstaten moeten dus bevorderen dat stoffen of materialen niet als afvalstof, maar als einde-afvalfase product worden aangemerkt. Om als einde-afvalfase product te kunnen worden aangemerkt, moet een stof of materiaal voldoen aan de in artikel 6, eerste lid, Kaderrichtlijn afvalstoffen genoemde voorwaarden. Deze voorwaarden houden samengevat het volgende in:

  • de stof is bestemd om te worden gebruikt voor specifieke doelen;

  • er is een markt voor of vraag naar de stof;

  • de stof voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen, en

  • het gebruik van de stof heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

Als een stof aan deze voorwaarden voldoet, is de stof een einde-afvalfase product en (dus) geen afvalstof. De einde-afvalfaseregeling uit de Kaderrichtlijn afvalstoffen is geïmplementeerd in artikel 1.1, zesde lid, Wet milieubeheer.

Artikel delen