Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Wat zijn de consequenties? In aantocht: De Erfgoedwet

Over een halfjaar treedt er een nieuwe wet in werking voor musea, monumenten en de archeologie. Wat zal deze Erfgoedwet veranderen voor de mensen die in deze sectoren werkzaam zijn? Een blik vooruit.

7 January 2016

Volgens cultuurminister Jet Bussemaker zal de Erfgoedwet een erkenning zijn van de waardevolle positie die monumenten, museale voorwerpen en archeologische overblijfselen innemen in onze samenleving. Cultureel erfgoed is de bron van het verhaal over de geschiedenis van Nederland, zo zegt de minister. Het maakt het verleden zichtbaar en versterkt zo ons culturele en historische besef. Cultureel erfgoed is niet alleen een bron die ons bindt en inspireert, maar is op vele vlakken van grote waarde: van de wetenschap tot de economie. Reden te meer om ervoor te zorgen dat ons culturele erfgoed ook voor toekomstige generaties behouden blijft. De Erfgoedwet maakt de regels voor de omgang met ons erfgoed eenduidig, zodat helder is wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe het toezicht daarop geregeld is.

De huidige versnippering in verschillende wetten en regelingen was een belangrijke aanleiding om een integrale wet op te stellen voor het beheer en het behoud van monumenten, museale voorwerpen en archeologische overblijfselen. De nu geldende wetten, zoals de Monumentenwet 1988 en de Wet tot behoud van cultuurbezit, gaan vervallen. De Erfgoedwet zal zaken regelen die centraal staan in het behoud van een grote hoeveelheid culturele schatten van Nederland. Denk aan zaken als rijksmonumenten aanwijzen en normen opstellen om museale collecties goed te kunnen beheren. Bij het voorbereiden van de wet is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nauw betrokken geweest, net als verschillende maatschappelijke groeperingen. De Erfgoedwet zal waarschijnlijk op 1 juli van dit jaar in werking treden.

Zeer betrokken

Een van de uitgangspunten van de Erfgoedwet is dat de verantwoordelijkheid van de overheid en de overige erfgoedzorgers expliciet vast komt te liggen. De laatstgenoemden hebben over het algemeen veel kennis en zijn zeer betrokken bij het culturele erfgoed. Zo krijgt de Museumvereniging een belangrijke rol als bijvoorbeeld gemeenten kunstwerken willen wegschenken of verkopen. Welke consequenties zal de Erfgoedwet hebben voor het dagelijkse werk van de mensen die zo goed zorgen voor het culturele erfgoed van Nederland? Een greep uit de wijzigingen.

Voor de eigenaren van een rijksmonument zal de nieuwe wet een onverbloemde plicht kennen om hun gebouw in stand te houden. Deze verplichting tot het onderhoud dat daarvoor noodzakelijk is,

is niet nieuw. De plicht is namelijk in de jurisprudentie al vastgesteld, maar hij wordt straks zichtbaarder in de wet. Een verplichting voor eigenaren om hun monument te behoeden voor verval is in ons land al een eeuw onderwerp van discussie. Henri Lenferink, burgemeester van Leiden en voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, weet daar alles van: De Bond ijvert al vanaf zijn oprichting in 1899 voor een onderhoudsplicht voor monumenten. In de Monumentenwet werd die echter bewust niet opgenomen. Er leefde in Nederland toch de angst dat daarmee het eigendomsrecht te veel geweld werd aangedaan. Dat standpunt had iets vreemds, aangezien op die manier wel het actief beschadigen of vernietigen van monumenten verboden was, maar niet het verwaarlozen ervan. Juist die verwaarlozing was iets waar de gemeenten tegenaan liepen. Die discrepantie zagen rechters gelukkig ook. De laatste jaren schoven hun uitspraken geleidelijk in de richting van een onderhoudsplicht.

Gewaarborgd behoud

In verschillende rechtszaken oordeelde de rechter dat de eigenaren inderdaad de plicht hebben om hun rijksmonument zodanig te verzorgen dat het behoud ervan gewaarborgd is. Deze instandhoudingsplicht wordt in de Erfgoedwet vastgelegd. De plicht zal vormgegeven zijn als verbod om een rijksmonument onderhoud te onthouden dat noodzakelijk is voor de instandhouding ervan. Deze expliciete wettelijke plicht maakt het voor gemeenten die de wet handhaven gemakkelijker dan nu om een eigenaar te wijzen op zijn verantwoordelijkheid. Het gaat overigens niet om een plicht om het rijksmonument steeds in pico bello staat te houden. Het gaat erom dat de eigenaar tijdig het onderhoud uitvoert dat noodzakelijk is om het voortbestaan van het monument te garanderen. Niet direct bij elk ontbrekend likje verf is hij dus in overtreding. Voorzitter Henri Lenferink is tevreden: Met de Erfgoedwet zal het allemaal volstrekt helder worden. De Bond is erg blij met het bereiken van deze mijlpaal. De gemeenten kunnen volop aan de slag.

Een goed handvat

De gemeenten mogen bij de handhaving van de instandhoudingsplicht niet wachten tot het dak bijna instort, maar horen al in actie te komen wanneer de schade nog beperkt is. Eddie Koopmans is toezichthouder monumenten bij de gemeente Steenwijkerland. Voor hem is de opname van de plicht in de wet een goed handvat om tijdig met de eigenaar in gesprek te gaan over het onderhoud van zijn monument. Ik ben van mening dat de plicht een positieve toevoeging is. Deze zorgt voor een andere manier van toezicht. Je gaat allereerst, net zoals wij nu doen, goed voorbereid het gesprek met de eigenaar aan en probeert het onderhoud met overtuiging voor elkaar te krijgen. Maar je kunt in lastige gevallen ook met de wet onder de arm de eigenaar verplichten om de nodige werkzaamheden uit te voeren. Het is fijn om te weten dat je dat achter de hand hebt.

Ik verwacht dat veel gemeenten en eigenaren van monumenten zullen moeten wennen aan de expliciete verplichting, vervolgt toezichthouder Eddie Koopmans. Het ideale plaatje is dat gemeenten investeren in toezichthouders die het monumentenbestand kennen en die in een vroeg stadium de eigenaar kunnen stimuleren om met het onderhoud aan de slag te gaan. En ik vermoed dat meer eigenaren abonnee worden van de Monumentenwacht om inzichtelijk te krijgen waar en wanneer er onderhoud te verwachten is. Zo kan de eigenaar een meerjarig onderhoudsplan maken en hiervoor subsidies aanvragen en zelf geld reserveren.

Toetsen op kwaliteit

De belangrijkste verandering voor archeologen is dat onafhankelijke instellingen opgravende bedrijven en gemeentelijke archeologische diensten gaan certificeren. Beleidsmedewerker Marjolein Verschuur van de Rijksdienst stelt dat zo de kwaliteit van de opgravingen beter getoetst kan worden. De meeste archeologische bedrijven werken al goed conform de huidige normen, maar het nieuwe kwaliteitskeurmerk zal explicieter aan hun opdrachtgevers tonen dat zij betrouwbare partners zijn. Adviseur Miranda Maring van Hobéon, een van de toekomstige certificerende instellingen, legt uit waarom dat zo is. Onze auditoren met kennis van archeologie, bedrijfsvoering en kwaliteitszorg gaan een dag langs bij het bedrijf en bezien of het voldoet aan de Beoordelingsrichtlijn Archeologie. Zij bezoeken zowel het kantoor als een opgraving waar het bedrijf dan mee bezig is. Aan het einde van de dag stellen de auditoren vast of de organisatie aan de eisen voldoet en of zij haar kunnen certificeren. Het certificaat geldt vier jaar. In die periode controleren de auditoren het bedrijf jaarlijks steekproefsgewijs en na vier jaar weer uitgebreid voor een nieuw certificaat.

Niet structureel

Verenigingen voor amateur-archeologie krijgen onder voorwaarden vrijstelling van deze certificeringsplicht. Na 1 juli mogen ze ergens opgraven als de gemeente uitdrukkelijk heeft vastgesteld dat die plaats van beperkte archeologische waarde is. Directeur Marten Verbruggen van Archeologisch Adviesbureau RAAP denkt dat de Erfgoedwet het werk van de professionele opgravers niet structureel zal veranderen. Al vanaf 2000 werken we volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en stellen we hoge opleidings- en ervaringseisen aan de archeologen die het werk uitvoeren. Dat is dus niet nieuw.

Waar we zeker wel aan zullen moeten wennen is dat wij na 1 juli moeten aantonen dat we ons aan de afspraken houden. Omdat archeologen, gepassioneerd als ze zijn voor het vak, altijd voor de inhoud gaan, wil de administratie daarvan er nog wel eens bij inschieten. En eerlijk is eerlijk: een controlestap aftekenen is makkelijker over het hoofd gezien dan een interessante vondst.

Waardevolle kunst

En de museale voorwerpen? De overheid hoort zorgvuldig om te gaan met de waardevolle kunst en andere collectiestukken die aan haar zijn toevertrouwd. Daar hoort ook schenken en verkopen bij, want dat komt ook voor. Dat moet goed geregeld zijn. Het gaat in sommige gevallen om objecten waar veel mensen waarde aan hechten. Met de Erfgoedwet komt daar een heldere procedure voor. Sander Bersee, directeur Erfgoed & Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stelt dat de Erfgoedwet voor meer transparantie gaat zorgen. Voor het belang van het culturele erfgoed is het goed dat de procedure wettelijk verankerd wordt. Er is gezocht naar de balans tussen het publieke belang en het belang van de eigenaar van het museale voorwerp. We maken het proces zo transparant mogelijk en het publiek krijgt een stem. Dit zullen belangrijke verbeteringen zijn. De Staat, provincies, gemeenten en andere zogeheten publiekrechtelijke rechtspersonen zoals waterschappen zijn met ingang van 1 juli verplicht om onafhankelijk advies van een deskundigencommissie te vragen als zij vermoeden dat het voorwerp dat ze willen verkopen van grote culturele waarde is. Deze organisaties die overheidstaken uitvoeren, moeten daarnaast een dergelijk voornemen altijd publiceren, zodat het publiek daarop kan reageren. In deze procedure zal de overheid zo veel mogelijk samenwerken met de musea.

Beschermenswaardig

Nederland krijgt volgens de Museumvereniging met de Erfgoedwet een betere bescherming van museaal erfgoed. Voor musea is vooral van belang dat de overheid als eigenaar van museale voorwerpen bij het weggeven of verkopen daarvan net zo zorgvuldig te werk gaat als musea nu al doen. Algemeen directeur Siebe Weide van de Museumvereniging: Zo kan de overheid straks net als musea elke voorgenomen verkoop en schenking melden. Op die manier wordt dat transparanter en beter controleerbaar dan nu gebeurt. Wanneer overheidsinstellingen een collectiestuk in de daarvoor bestemde gegevensbank als beschermenswaardig aanmerken, dan zal een onafhankelijke commissie toetsen of het beter is dat het behouden blijft voor het openbare cultuurbezit van Nederland. De overheid neemt dat advies mee in haar overweging om het stuk wel of niet te verkopen of weg te schenken. Siebe Weide: De procedures voor de overheid en de musea zullen op 1 juli gelijkgesteld zijn. Op die datum zal er behalve de Erfgoedwet voor de musea ook een nieuwe Leidraad voor het afstoten van museale objecten van kracht zijn. Die passen wij momenteel aan.

Beheersbaar en verantwoord

Het Nationaal Militair Museum bij Soest beheert een verzameling tanks, straaljagers en andere legerparafernalia die eigendom van de rijksoverheid zijn. Paul van Brakel is conservator van het museum en is op dit moment bezig om de collectie op te schonen. Het museum is een recente samenvoeging van twee rijksmusea: het Legermuseum en het Militaire Luchtvaart Museum. Beide gingen hiervoor op hun eigen manier met hun verzameling om. In de nieuwe situatie streven we naar een beheersbare en verantwoorde, kleinere collectie. We gaan ongeveer zesduizend voorwerpen een nieuwe bestemming geven. De Erfgoedwet zal dus ook zeker voor ons gevolgen hebben.

De Leidraad voor het afstoten van museale objecten geeft het Militair Museum al sturing hoe het dit het beste aan kan pakken. De Erfgoedwet zal het verder formaliseren, zo denkt Paul van Brakel. In de huidige situatie kennen we niet de plicht tot het instellen van een adviescommissie. Toch hebben wij en onze voorgangers het altijd van belang gevonden de sanering van de collectie zo transparant mogelijk te houden. Dat betekent dat we ons plan voor herplaatsing van de zesduizend stukken voorgelegd hebben aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De adviezen en opmerkingen van de dienst nemen wij altijd ter harte. Na 1 juli zullen we hier ook de adviescommissie bij betrekken.

Download

hier

het artikel in het Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, januari 2016

Gábor Kozijn is communicatieadviseur Erfgoedwet bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,

g.kozijn@cultureelerfgoed.nl

.

Artikel delen